Categorieën
Vandaag :Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

Swindelen 2

De tweede training over dit onderwerp.

 

Belangrijkste punten vorige keer:

Het belangrijkste kenmerk van een swindel is dat de swindelaar bewust de tegenstander uitlokt een verkeerde zet te doen, een blunder te maken. Dus niet het simpelweg profiteren van een blunder, daar is geen actie van de swindelaar aan vooraf gegaan.

Het doel van een swindel is de kans dat onze tegenstander van vlees en bloed (computers zijn doorgaans niet te beswindelen) zijn stelling verpest maximaal te vergroten.

Lasker zei dat je niet de beste zet hoeft te spelen maar de zet die het lastigst is voor je tegenstander. Soltis haalt dat in feite aan. Of zoals Smerdon het formuleert: De speler moet proberen de beste zet te spelen. Maar dat is niet noodzakelijkerwijs de zet die de computer voorstelt.

Smerdon is van mening dat je swindelen kunt leren. En dat is vooral door gebruik te maken van het tweede element van zijn definitie: de psychologische gemoedstoestand van de tegenstander.

Mentale instelling van de ‘beswindelde’

Een aantal redenen die te maken hebben met waarom iemand valt voor een swindel zijn volgens Soltis:

  1. De beswindelde denkt dat er maar twee resultaten mogelijk zijn: winst of remise. Met de mogelijkheid dat verlies mogelijk is wordt geen rekening gehouden.
  2. De beswindelde wil snel winnen. Oftewel ongeduld, de zwakke plek waar Smerdon uitgebreid op in gaat en hieronder nader wordt bekeken.
  3. De beswindelde houdt alleen rekening met de eigen tactische mogelijkheden en kijkt niet naar die van de tegenstander.
  4. De beswindelde gaat ervan uit dat er als vanzelf vooruitgang wordt geboekt.
  5. De beswindelde gaat op de automatische piloot. Met ‘gewone’, routinematige zetten kan de winst worden binnengehaald.
  6. De beswindelde beoordeelt de stelling verkeerd en mist het gevoel voor gevaar.

Vier zwakke plekken

Veel voorkomende gemoedstoestanden waar volgens Smerdon gebruik van gemaakt kan worden om te swindelen zijn:

  1. Ongeduld
  2. Overmoed
  3. Angst
  4. Controledwang

Ongeduld is de vorige keer aan de orde gekomen. We gaan verder met:

 

II. OVERMOED

I don’t think there is a thing like overconfidence in chess. It’s always better to be too confident than too reluctant. – Magnus Carlsen

Of een te groot zelfvertrouwen, hoogmoed, arrogantie, zelfoverschatting, roekeloosheid.

Als het resultaat van de partij een uitgemaakte zaak lijkt kan overmoed leiden tot zelfvoldaanheid. Wat weer kan leiden tot slordigheid. Er is natuurlijk niets mis met een groot zelfvertrouwen, maar de swindelaar kan er gebruik van maken als het doorslaat naar zelfoverschatting en roekeloosheid. En zei Lasker niet: ‘Niets is moeilijker dan het winnen van een gewonnen partij.’?

In een gewonnen stelling kan overmoed een gevoel van onoverwinnelijkheid met zich mee brengen. Er is de overtuiging dat alles wint.

Een voorbeeld:

Wit staat compleet gewonnen, zwart probeert nog wat.

 

III. ANGST

Later, I began to succeed in decisive games. Perhaps because I realized a very simple truth: not only was I worried, but also my opponent. – Mikhail Tal

Angst en overmoed zijn twee uiteinden van hetzelfde spectrum. Angst is een natuurlijk iets. Mensen zijn van nature alert op risico’s die ze lopen. Het verhoogt het bewustzijn en de concentratie.

We verliezen niet graag, niet alleen in het schaken maar ook in het dagelijks leven. Vaak zijn de emoties na een verlies in plaats van een remise sterker dan de teleurstelling na een remise in plaats van winst.

A man who is willing to commit suicide has the initiative. – Boris Spassky

Overmoed kan worden uitgebuit. Angst ook.

Wit speelde te passief en probeerde met risicoloos spel angstvallig niets weg te geven. Door in deze stelling bang te zijn om zijn voordeel weg te geven, gaf wit het juist weg.

Een goed voorbeeld van hoe angst er toe kan leiden dat de winst vervliegt. Maar dit was geen duidelijke swindel waarbij bewust getracht wordt de tegenstander te verleiden tot een foutieve zet.

Gewonnen stellingen worden nu eenmaal niet vanzelf gewonnen.

 

IV. CONTROLEDWANG

Mijn stijl is mijn tegenstander en mijzelf naar onbekend terrein te lokken. Een partij schaak is geen onderzoek naar hoeveel je weet; het is een zenuwoorlog. – David Bronstein

Ongeduld gaat vaak hand in hand met overmoed. Angst en controledwang gaan ook vaak samen.

Bij controledwang wil de speler alles zoveel mogelijk in de hand houden. Controledwang ligt ergens tussen de ‘controlfreak’ en iemand met een obsessief compulsieve (dwang) stoornis. De speler is bang de controle over de stelling te verliezen en zijn voordeel te verspelen.

De zwakte hiervan is de angst voor complicaties. Dit is het element dat de swindelaar kan gebruiken. Als de tegenstander bang is voor chaos dan is dat precies wat gecreëerd moet gaan worden.

Een paar dagen voordat deze partij gespeeld werd had Smyslov een interview gegeven en gezegd dat Tal in zijn partijen vaak het geluk aan zijn zijde heeft en dat het zijn, Smyslovs, taak is Tal op een gewone manier te verslaan. Smyslov is in onderstaande partij daarin een eind op weg.

 

 

Een tweede voorbeeld:

Delen