Categorieën
Vandaag :Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

PN1 – Vredeburg 1 6½-1½

Op 8 december versloeg ons eerste NHSB-team het Limmense Vredeburg met 6½-1½. Zowel Frank als ik hebben weinig van de andere partijen gezien. Dit keer dan ook geen verslag van Frank met de aanvullingen van de andere spelers maar alleen de impressies van de teamleden.

Op bord 1 speelde Pieter tegen hun sterkste speler. Wat ik van deze partij heb meegekregen is dat Pieters tegenstander bij het opgeven uitriep dat het toch echt wel remise was.

Frank op 2 speelde een gedegen partij maar in zijn hoofd gingen niet alleen gedachten over de partij rond. Hij schreef:
Ik heb niets gezien van de andere partijen en kan natuurlijk wel wat over mijn eigen partij vertellen. Er schoot me echter iets anders te binnen en dat heb ik onder de titel ‘Op de kast’ op papier gezet.

Op de Kast

Bij mijn wedstrijd tegen Sandra Hollander van Vredenburg 1 schoten mij twee gebeurtenissen uit het verleden te binnen. Als een dame tegenover mij zitting neemt voor een schaakpartij moet ik altijd denken aan de schaakverhalen van Jan Hein Donner over vrouwen en schaken. Hij schreef die verhalen nog in een tijd dat je mensen ‘op de kast kreeg’ door ergens provocerend over te schrijven. Nu moet je een beveiliger inhuren als je iets opmerkt wat iemand niet bevalt en gebeurtenissen worden niet meer ‘in de tijd’ gezien, maar tegen de ‘lat van vandaag’ gehouden.
In het vrouwenblad Avenue van augustus 1968 schreef hij dat vrouwen niet kunnen schaken en dat ook nooit zullen kunnen. Hij schreef over dit onderwerp: ‘In alles is de vrouw superieur aan de man, maar zij mist één ding: intuïtie’. Hij onderbouwde dit met zijn logica. Na zo’n opmerking springt de hele vrouwenbeweging op de kast.
Men doet dan een poging om hem discriminatie in de schoenen te schuiven door te zeggen: ‘Mijnheer Donner, dan kunnen negers (een term die toen nog niet verboden was) zeker ook niet schaken?’ Waarop Donner antwoordt : ‘U begrijpt het niet: Negerinnen kunnen niet schaken.’
Het is duidelijk dat de huidige tijdgeest niet met zulke provocaties om kan gaan.

Een tweede, meer onschuldig, schrijven betreft een schaakverhaal van mezelf. In het clubblad van Nieuwendam schreef ik naar aanleiding van de wedstrijd tegen Charlois over de rating van 1683 van mijn jonge tegenstander. De toon van mijn verhaal was dat het niet leuk is om tegen iemand te spelen met een 400 punten lagere rating. Daar valt geen eer aan te behalen. Ik heb de persoon wel met respect behandeld, maar tussen de regels door viel er veel te lezen. Aan de andere kant is het de lezer die bepaalt wat er allemaal tussen de regels staat. Toeval wilde dat enige mensen van Charlois mijn proza onder ogen kregen en toch wel gepikeerd waren over mijn toon. Dan hebben ze mijn ironisch einde van mijn verhaal ook niet goed begrepen. Ik had enige tijd denigrerend over een lage rating gesproken waarbij ik eindig met: ‘Dit voorval zal er voor zorgen dat ik tot mijn 88e blijf schaken en als mijn rating uiteindelijk onder de 1300 duikt zal ik de teamleider van het eerste vriendelijk edoch dringend vragen om in te mogen vallen tegen Charlois. Mijn tegenstander zal me van het bord meppen, ofschoon… , maar na de wedstrijd zal ik hem een dwangbuis overhandigen waarbij ik hem mijn rating zal mededelen. En lachend, ja gierend zal ik de zaal verlaten achter mijn rollator.’ Ik vond ‘m wel grappig, maar meningen verschillen.
En zo dacht ik aan deze gebeurtenissen tijdens mijn partij tegen Sandra. Ze gaf me overigens goed partij, waarbij ik helaas moet opmerken dat ik al aardig op weg ben naar die rating van 1300. Na mijn Txf6 was de partij voorbij. Ofschoon ik enige kritische noten te verwerken kreeg van omstanders over het einde van mijn partij was de computer het gelukkig met me eens.

Op bord 3 zat Michael. Ik heb de laatste paar zetten gezien van de partij en zag dat Michael een kwaliteit voor stond. Zijn tegenstander had echter een ver opgerukte vrijpion als compensatie. Die wist hij zo te benutten dat Michael niet anders kon dan de kwaliteit terug te geven en er werd tot remise besloten.

Op bord 4 Nico. Hij kwam een kwaliteit achter maar wist remise te maken. Hij schrijft:
Mijn tegenstander had goed zijn openingstheorie geleerd in de Pirc.
De eerste 15 zetten waren allemaal de beste volgens de computer bij het naspelen. Hij kwam dan ook gewonnen te staan. Met een pion voor. Maar toen hield zijn theorie kennis op en moest hij het zelf doen.
Ik wist er nog een spannend eindspel uit te slepen met een kwaliteit minder maar met een vrijpion, dat in remise eindigde.

Arno speelde een puike partij. Zijn verslag: Ik had niet een heel moeilijke avond vorige week.

Diagram 1

Diagram 1 Na 10… Dc7 (dreigt mat op h2). 11.h3 ligt voor de hand maar mijn tegenstander speelde 11.f4 en verloor daarmee direct een pion na 11. …Pxd4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Diagram 2

Diagram 2 Na 15… 0-0-0 is het allemaal nog niet erg duidelijk als wit gewoon op g7 slaat. Er volgde echter 16.cxd5?! en toen sloeg ik toe met 17….Txh2+ 18.Kxh2 Th8+ 19.Dh3 Txh3+ 20.Kxh3 Pf2+ 21.Kg3 Pd3 en de witte stelling stort in.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Diagram 3

Diagram 3 Op het laatst moest ik nog even oppassen na 27. Tc2. Van te voren had ik hier 27…Dd3 gepland met teveel dreigingen om op te noemen.
Gelukkig zag ik op tijd dat wit echter het zeer vervelende 28.Le5+ heeft. Oeps, maar toen ik dat had gezien waren na het rustige 27… a5 alle witte dreigingen uit de stelling en duurde het niet lang meer voor de 0-1

 

 

 

 

 

 

 

 

In mijn partij trok ik al snel van leer tegen de zwarte koningsstelling. Even dacht ik met een zet of 15 al wel klaar te zijn maar mijn tegenstander verdedigde goed. Daarom wikkelde ik af naar een eindspel met een pion meer en een kreupele loper en een inactieve toren voor zwart. Het eindspel was niet moeilijk te spelen.

Op bord 7 Jacob. Zijn kort maar krachtige commentaar op zijn partij: In het kort: ik heb gewonnen, het was een redelijk chaotische partij, de partij duurde niet heel lang (ik was als eerste klaar).

Van de partij van Marloes weet ik niets. Haar tegenstander zei op het eind: ‘Dat weet ik ook wel.’ maar waar dat op sloeg is de vraag.

Delen