Categorieën
Vandaag :Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

NHSB-team 1 speelt gelijk tegen koploper

Donderdag 23 februari stond het treffen met de koploper in klasse 1A van de NHSB op de agenda. Een wedstrijd tegen Caïssa Eenhoorn, net als die tegen Volendam en Aris de Heer, heeft voor mij altijd het gevoel van een streekderby.

Van de wedstrijd zelf heb ik niet veel meegekregen. Een hele korte samenvatting, op volgorde van beëindiging van de partijen: Jacob was al snel klaar en had het punt binnen. Marloes heb ik zien zitten maar was ineens verdwenen, ook Nico was snel klaar. Beiden met een nul. Tim staat een kwaliteit achter als ik kijk en verliest. Zelf won ik nadat mijn tegenstander zijn kansen overschatte. Pieter brengt ons oud-lid en voormalig jeugdtalent op. Frank verliest nadat zijn tegenstander de dame geeft voor twee torens. Arno tikt de gelijkmaker binnen.

Mijn eigen partij slokte veel aandacht op. Daarom heb ik, net als bij voorgaande ronden, de teamleden gevraagd een impressie van hun partij te sturen. De ontvangen stukjes van Frank, Arno en Jacob zijn in dit verslag ingevoegd.

Bord 1: Peter van den Brink (2154) – Pieter Hopman (2349) 0 – 1
Zoals hiervoor geschreven wint Pieter van Peter van den Brink. Van de partij heb ik alleen de laatste zetten gezien: Pieter dreigt mat, Peter probeert nog, kansloos maar je moet wat, onder opoffering van materiaal een eeuwig schaak op het bord te brengen.
Peter is voormalig lid van SC Purmerend en toentertijd een (zeer) getalenteerde jeugdspeler. Eind jaren ’80 deed Peter als jeugdkampioen van de NHSB mee aan het Nederlands Jeugdkampioenschap en won daar, puttend uit mijn herinnering, een fraaie offerpartij. Mijn zoektocht naar deze partij heeft helaas nog geen resultaat gehad. Vorig jaar deed Peter, als kampioen van Aruba, met Aruba mee aan de Schaakolympiade. Met 6 uit 11 scoorde hij aan het eerste bord een verdienstelijk resultaat.

Bord 2: Frank van der Velpen (2028) – Abel Romkes (2001) 0 – 1
Het relaas van Frank over zijn partij staat hieronder. Velen, zeker de wat oudere leden, zullen mee kunnen voelen met zijn verwoording, in welhaast Donneriaanse stijl, van het gevoelde onbehagen.

Het was Bobby Fischer, die meerdere keren verloor met dezelfde variant van de Caro-Kann. Pas nadat hij er mee gewonnen had ging hij een andere variant spelen. Een stukje eigenwijsheid, die meerdere schakers op hun manier hebben. Zo heb ik een variant in het Slavisch waar ik een beetje ‘verliefd’ op ben, maar die me niet veel punten heeft opgeleverd. Als ik nu de partij naspeel trek ik de conclusie, die ik al bij meer nederlagen heb getrokken: bestudeer die opening nou eens goed man!! Dh4 stond me bij uit het verleden, maar volgens Chessbase is dat niet de beste zet. Db3 is beter, maar dat had ik vóór de wedstrijd moeten weten. En toch kom ik in een gelijke stelling met wederzijdse kansen. Totdat ik met één tegenzet direct stukken minder kom te staan. Dxe4 had ik niet gezien, maar was dodelijk.

Ik mis de rust in het lichaam tijdens de partij en dat is de hoofdreden van mijn matige prestaties. Moet ik nu mijn lieflijk schaken de rug toe keren ? Ik zie menigeen om mij heen na slechte prestaties het schaakspel verafschuwen, hetgeen nog beter is dan de zelfkastijding.

Ach, ik zal maar accepteren dat de jaren tellen en ik zal het moeten hebben van die ene partij per jaar waarbij ik nog kan laten zien dat het ooit eens beter is geweest. Een ding is in al die jaren wel hetzelfde gebleven: als je een partij gewonnen hebt kun je wel honderd stukjes op papier zetten. De ene nog mooier dan de ander. Als je verloren hebt is het een opgave om nog iets ‘uit te kramen’.  Meer subjectief is de relatie teamprestatie en persoonlijke prestatie. We hebben 4 – 4 gespeeld en dat is een nette teamprestatie. Maar ik heb toch niet het gevoel dat ik daar ook maar iets positiefs aan heb bijgedragen.

Bord 3: Ron Deen (2095) – Tim van Rijs (1789, invaller Michael Yu) 1 – 0
Voor zover ik heb gezien is Tim uitgeteld in een middenspel met een kwaliteit minder.

Bord 4: Nico Felten (1947) – Robbert van Dijkhuizen (1912) 0 – 1
Nico heb ik zien staan in een, zo leek het, ietwat ontgoochelde houding na zijn verlies. Ik vermoed dat er iets vreselijks mis is gegaan maar weet niet wat.

Bord 5: Sjoerd Kelder (1937) – Arno Buijten (1894) 0 – 1
Arno is als laatste klaar en trekt het gelijke spel over de streep. Aanvankelijk dacht ik dat zijn tegenstander in een gecompliceerde stelling nog veel tijd over had. Totdat bleek dat wat op zijn klok stond geen minuten waren maar seconden. In zijn tijdnood doet de tegenstander van Arno een fatale zet met zijn loper die daarvoor nog een dreigend mat dekte. Arno kan een stuk winnen of ondekbaar mat dreigen en kiest uiteraard voor het laatste.
Het verslag van Arno:

Mijn partij kende drie momenten die het vermelden waard zijn.
De opening die die op het bord kwam speel ik, de zet 5. Pe5 had ik nog niet eerder gezien, laat staan op het bord gehad. Ik besloot het paard te slaan met het idee dat de pion op e5 toch een keer zwak zal worden.

Het volgende moment was na 13. …, f5.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

En passant slaan gaat niet vanwege de ongedekte loper op f4. Hier dacht mijn tegenstander vervolgens 40 minuten na wat zonder extra tijd en maar 10 seconden increment per zet wel tot zware tijdnood moet leiden. En zo geschiedde.

Het derde moment is na 29. … Lf3.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mijn tegenstander zat al een tijdje op minder dan 1 minuut bedenktijd. Ook omdat de stelling zeker niet duidelijk is. Mijn loper op f3 is natuurlijk prettig maar wit kan altijd verdedigen met Lg2. De pion op e5 is inderdaad zwak geworden. Maar de zwarte stukken werken niet echt goed samen. En mijn 40 minuten meer op de klok was al een stuk minder geworden. Een minuut of 10 had ik hier nog wel denk ik. Na 30. cxd5, Txd5 31. Txc6, bxc6 met duidelijke aanval op e5 zou 31. Lc3 erg passief zijn geweest. De computer vindt 31. Te1 nog wel ok. Er volgde echter heel snel 31. Db3, g4 32. Lc4?? en na 32. … Dh7 was het 0-1.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bord 6: Rob Hählen (1791) – Fred Avis (1807) 1 – 0
In mijn partij kreeg ik met wit een aanval op de koningsvleugel te verduren. De pionnen van zwart rukten ver op, met het idee ‘erop en erover’, maar verzwakten tegelijkertijd de bescherming voor de koning. Op de 19e zet zag ik dat ik een pion kon winnen maar dan zou er een aantal stukken worden afgeruild. Daar had ik niet zo’n zin in.

Daarom koos ik ervoor het initiatief te bewaren en zelf ten aanval te trekken. Ik kon de koningsvleugel openen maar moest wel oppassen dat mijn loper van de zwarte velden niet werd ingesloten. Als ik onnauwkeurig speelde had zwart zelfs nog de kans om me met een torenoffer mat te zetten (analyse fragment):

Nadat ik een stuk won op de 27e zet was het pleit snel beslecht.

Bord 7: Bert Spil (1837) – Jacob Gerritz (1754) 0 -1
Mijn tegenstander ging voor een gesloten Siciliaanse opening. Ik had geen specifieke theorie voor de positie die (meteen) op het bord terecht kwam, maar wel ideeën uit andere theorie. Dat was om pionnen aan de kant van de dame vooruit te spelen, dit heb ik gedaan. De partij was erg snel voorbij, op zet 19 gaf mijn tegenstander op.

Na 10. Lf3 heb ik 10… Pd5 gespeeld, volgens de computer was dit mijn grootste fout in de partij, hiermee gaf ik de tegenstander een (klein) voordeel. Achteraf zie ik zelf ook dat dit niet zo slim was, aangezien ik na 11. Pxd5 11… exd5 zou moeten spelen. Dit zou de stelling openen, wat nadelig voor mij zou zijn.

In plaats van 11. Pxd5 speelde mijn tegenstander 11. Pe4, wat een behoorlijke fout was omdat ik nu met 11… f6 kwam.

Deze zet valt zijn paard op e5 aan en nadat hij met dit paard zou terugtrekken naar het enige vrije veld, g4, zou ik met 12… f5 zijn paarden vorken. Volgens de computer had wit hier nog enige winstkansen gehad als hij 12. Pg5 had gespeeld met het idee om dit op te volgen met c4, waarbij ik mijn paard zou verliezen aangezien hij in een penning staat met mijn loper. Dit hadden zowel ik als mijn tegenstander gemist (en was ook wel een behoorlijk moeilijke zet om te spotten). 

Ik won zijn paard en beëindigde uiteindelijk de partij met 19… De6, wat de penning van mijn pion onderbrak waardoor ik zijn dame aanviel. Ook viel mijn dame zijn pion op h3 aan en had mijn loper zicht op de pion op f3 (de g2 staat gepend aan de koning).

Deze stelling was compleet verloren voor mijn tegenstander omdat de combinatie van mijn dame, toren en loper voor een verpletterende aanval zorgde en mijn tegenstander niet de tijd had om hiertegen te verdedigen aangezien zijn koningin werd aangevallen. Hier gaf hij op.

Bord 8: Marloes Rogge (1642) – Sernin van de Krol (1745) 0 – 1
Geen idee.

Gemiddelde rating Purmerend: 1899
Gemiddelde rating Caïssa Eenhoorn: 1936
Uitslag: 4 – 4
Delen