Categorieën
Vandaag :Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

Lelijk winnen

Slecht spelen is geen excuus om te verliezen. Dat is de subtitel van het hilarische boek Winning Ugly in Chess van Cyrus Lakdawala. Op de achterflap staat:

Wanneer heb je voor het laatst een partij uit één stuk gewonnen? Een partij die niet ontsierd werd door mindere zetten?
Elke schaker weet dat gestroomlijnde overwinningen de uitzondering zijn, dat het spel vaak chaotisch is en stellingen niet logisch. De weg naar de overwinning is over het algemeen vol hobbels en misrekeningen. Welkom in de wereld van het onvolmaakte!
Als je liever een slecht gespeelde partij wint dan een goed gespeelde partij verliest, dan is dit boek de ideale gids. Lakdawala laat zien hoe je er zeker van kunt zijn dat niet jij, maar je tegenstander de laatste fout maakt.
De volgende keer dat de verkeerde speler wint ben jij dat!

Schaakboeken staan doorgaans vol met superieur gespeelde partijen. In Winning Ugly in Chess staan partijen waarin rare zetten worden beloond. Cyrus Lakdawala weet dat goed spelen prima is, maar je tegenstander verslaan is beter. Hij laat de edele kunst van het onverdiend winnen zien aan de hand van een aantal thema’s:

* chaos op een verrassende manier overleven
* gemene zetjes
* weigeren op te geven in verloren stellingen
* ontsnappingen door puur geluk
* niet-geforceerde fouten uitlokken

en andere manieren om na een achtbaan met beide benen op de grond te komen.

 

Ontwikkel de dame niet te vroeg
De schrijfstijl van Lakdawala in Chess for Hawks en dit boek is hilarisch, veel zelfspot en onverwachte opmerkingen. De eerste partij die ik hierbij presenteer is exemplarisch voor de inhoud van het boek. Het commentaar bij de 17e zet van wit vind ik heel geestig.

 

75-zetten regel
En in welk schaakboek vind je een partij van 269 zetten? Uiteindelijk wordt die partij remise, waarbij zwart met een stuk minder meerdere malen verzuimt remise te claimen op grond van de 50-zetten regel. De 50-zetten regel zegt dat een speler remise mag claimen als de laatste 50 zetten door beide spelers zijn voltooid zonder dat er een pion is verplaatst en niets is geslagen.
Het verhaal gaat dat deze partij de aanleiding is voor een aanpassing van het FIDE-reglement. In 2014 is de 75-zettenregel toegevoegd. Die regel zegt dat de partij automatisch remise is als de laatste 75 zetten door beide spelers zijn voltooid zonder dat er een pion is verplaatst en niets is geslagen. De regel gold nog niet toen deze zeeslang werd gespeeld (1989).

Een link naar waar u deze partij kunt vinden:
partij van 269 zetten

De 50-zettenregel is de oplossing voor het probleem dat ik op 19 januari publiceerde. De overeenkomst tussen deze zeeslang en de partij van het Penn en Teller probleem is opmerkelijk. De materiaalverhouding is identiek en beide witspelers hebben de winstmanoeuvre zoals die in de partij Nicolic – Arsovicop bij zet 201 (Tf3!) nog mogelijk is, gemist.

 

Pionnen op de vierde rij
Dit diagram uit een partij tussen Boris Alterman en Deep Fritz (2000), na de 26e zet van wit, is opmerkelijk. In een partij tussen spelers van vlees en bloed zal dit niet snel voorkomen. Ik denk dat Alterman zich de kans niet heeft laten ontgaan. Niemand toch?!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De complete partij:

 

Donner
Tijdens het lezen moet ik vaak aan Donner denken die ook schreef hoe heerlijk het is om volstrekt onverdiend te winnen. Het verbaast me dan ook niet dat het laatste hoofdstuk, met de toepasselijke titel ‘De Koning’ (‘De Koning’ is de titel van het boek met een bloemlezing uit de meer dan duizend stukken en stukjes die Donner sinds 1950 over schaken heeft geschreven) aan Donner is gewijd. Lakdawala schrijft dat hij gehoord heeft dat niemand zijn onverdiende winstpartijen zo briljant kan beschrijven als Donner. Hij googelt (googlet mag ook, dat is de spelling volgens het Witte Boekje) daarom op ‘beste partijen van Donner’ en ziet dat de eerste drie partijen die hij bekijkt alle drie binnen Donners definitie van onverdiende winst passen.

Lakdawala gaat op zoek naar het geheime recept van Donner om partijen die hij niet zou mogen winnen, toch te winnen. Hij komt tot de volgende drie wetten:

1. Hoe slecht de stelling ook, Donner geeft nooit op en gaat niet in de put zitten als hij wordt overspeeld.
2. Donner blijft optimistisch en loert op mogelijkheden voor tegenspel en trucjes, zelfs in stellingen die zo rampzalig zijn dat er niets anders rest dan op te geven.
3. Donner was een psychologische opportunist die zijn stijl aanpast aan de zwakke punten van zijn tegenstander. Bijvoorbeeld zijn winstpartij tegen Fischer. Daarin speelt Donner zo saai mogelijk, omdat Fischer er juist van houdt om te vechten. Of tegen een positionele speler als Portisch aarzelt hij niet de stelling te compliceren, ook al is dat objectief gezien in zijn nadeel.

Dus Donner speelt tegen de persoon, niet tegen het bord.

In zijn verhaal ‘Een misdaad tegen het schaakspel’ (De Tijd, 9 januari 1965) beschrijft Donner zijn winstpartij tegen Matanovic. Hij schrijft:

Ik had zwart en op Matanovics 1. e2 – e4 probeerde ik nog eens de variant waarmee ik in de eerste ronde tegen Lehmann zo de kous op de kop had gekregen. Ook dit keer ging het weer helemaal mis doordat ik op de zevende zet een loperoffer op f7 faliekant over het hoofd zag. Menigeen had direct opgegeven, maar dat vond ik al te gek. Al op de achtste zet verliezen… . Dus deed ik nog een paar zetten. Ik verloor have en goed.
Matanovic won één à twee pionnen en stond op een gegeven ogenblik een stuk voor. Hij had rustig kunnen afwikkelen naar een glad gewonnen eindspel, maar dat was hem te min. Kennelijk wilde hij in de kortst mogelijk tijd winnen. Misschien ook ergerde hij zich aan mijn abominabel slechte spel. Ik weet het niet. In ieder geval zag hij een klein schaakje over het hoofd, waarna mat niet meer te verhinderen was.
Het duurde even voor ik me had gerealiseerd, dat ik nu had gewonnen. Een vreemde gewaarwording. De gevoelens die een dergelijk zeldzaam staaltje geluk oproepen, zijn niet te beschrijven. Men waant zich de lieveling der goden. Men ervaart een triomf, sterker dan na de fraaiste aanvalspartij die men met grote verdienste tot winst heeft geleid. Voor Matanovic was het natuurlijk niet zo leuk. Een uur later zat hij nog steeds verbijsterd en niet begrijpend naar het inmiddels leeggeruimde bord te staren. De partij, een misdaad jegens het schaakspel, vindt u hieronder.

De partij geef ik met het commentaar van Donner in ‘De Koning’, aangevuld met dat van Lakdawala (CL) in ‘Winning Ugly in chess’.

 

Recensies
In de Nieuwsbrief van het Max Euwe Centrum (dat door Cor ten Woude om mee te nemen op de club wordt neergelegd) vat recensent Florian Jacobs boek samen als ‘… een vermakelijk wegleesboek. Voor wie van vrolijk schaak houdt.’
Inderdaad.

Het boek van Lakdawala is ook uitgebreid gerecenseerd op schaaksite.nl en vind je hier:
recensie Cyrus Lakdawala: Winning Ugly in Chess

De slotconclusie van de recensent is:

Koop dit boek als je graag vermaakt wil worden met leuke spectaculaire partijen die met humor worden gepresenteerd.
Koop dit boek niet als je schaakboeken leest om een betere speler te worden of echt wil leren hoe je ondanks je lelijke spel toch partijen kunt winnen.

 

Met het eerste advies aan het eind van de recensie ben ik het van harte eens. Het tweede advies, om het boek niet te kopen als je een betere speler wilt worden, vind ik minder. Niets is immers relativerender dan humor en zelfspot. En daarvan word je ook tot een betere speler!

Delen