Categorieën
Vandaag :Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

Er is altijd wel wat

Er zijn twee spelers op de club die me meer motiveren dan anderen. Met wie ik een speciale rivaliteit ervaar. Niet in de laatste plaats omdat de partijen die we spelen doorgaans interessant zijn. Een verliespartij tegen deze spelers hakt er meer in dan bij anderen, winst geeft een grotere voldoening.

Een van die spelers is Frank van der Velpen. Tot nu toe hebben we twaalf partijen gespeeld en is de totaalstand gelijk: allebei zes partijen met wit, drie keer winst, twee keer remise, een keer verlies. De meeste partijen zijn zwaar bevochten. Kleine tot kapitale blunders, of erger, zijn niet van de lucht. We zijn gul voor elkaar, veel min of meer onterechte halfjes worden bijgeschreven.

Het ‘er is altijd wel wat’ begint al met onze eerste partij. Frank is net lid van de club geworden en heeft in de eerste twee ronden twee ‘Tonnen’ (de Veij en van Diepen) van het bord gedrukt. In de volgende ronde ben ik aan de beurt. In de opening heb ik een klein voordeel maar mijn 41e zet is fout. Frank profiteert gelukkig niet. In het eindspel met iedere twee torens, een loper van verschillende kleur en vijf pionnen word ik langzaam maar zeker richting rand van het bord gedrukt. Op de 64e zet sneuvelt er een pion. Mijn tegenkans na een kwaliteitsoffer is een ver opgerukte vrijpion. Nadat Frank een paar kansen mist op de winst moet hij de kwaliteit teruggeven en gaan we na ieder twee pionpromoties over in een dameeindspel waarbij Frank een pion meer heeft. Omdat zijn koning is afgesneden, er alleen nog maar een randpion over is en mijn koning vlakbij het promotieveld is, is de stelling potremise.

Na de 93e zet hebben we deze stelling op het bord.

Het is me een raadsel waarom Frank doorspeelt. Bij het uitvluggeren geeft hij de dame  weg en kan ik een onverdiend vol punt incasseren. Maar zoals Donner meermaals betoogde: die zijn wel het lekkerst!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In de volgende partij geef ik zomaar een pion weg op de 11e zet. Dankzij een fout kan ik nog afwikkelen naar remise.

In de derde partij komt dezelfde opening op het bord als in de eerste. Zwart wijkt terecht af zodat de zet waarmee ik in de eerste partij voordeel kreeg niet meer kan. Al op de 21e zet komen we, zonder dat er iets ongewoons gebeurt, remise overeen.

De vierde partij kabbelt voort en er ontstaat een dameeindspel met voor wit, Frank, een loper van de verkeerde kleur en voor mij een paard dat door wits ruimtevoordeel niet veel velden heeft, bij ieder zes pionnen. De stelling is in evenwicht. Wit heeft geen mogelijkheid mijn stelling binnen te dringen zolang mijn dame op de a-lijn heen en weer pendelt.

Op de 64e zet mis ik volgens de computer een kans op de winst. Maar ik ben zo gefixeerd op het dichthouden van de stelling dat ik het niet zie. In plaats van 64. …, Pd8 geeft 64. …, Dc3 of direct 64. …, g4+ zwart uitstekende winstkansen.

Ik denk dat wit een zetherhaling wil en bied, ook gezien de tijdnood van wit, remise aan. Dat wordt geaccepteerd. Pas thuis zie ik dat het volslagen uit is en schaam ik me achteraf voor het remiseaanbod. OK, toegegeven, niet heel erg, een halfje is lekker en op zich terecht. Maar toch.

In de vijfde partij win ik in de opening met een schijnoffer een pion maar zie niet goed hoe het verder moet en bied remise aan.

De zesde partij wint Frank in zijn eigen stijl: klein voordeeltje, langzaam drukken, fout afstraffen, punt binnen. Hij heeft zo’n vijftien maanden moeten wachten op de gelijkmaker. Als ik zeg: ‘Zo, Frank, nu staat het weer gelijk.’ klinkt het tevreden: ‘Dat werd tijd ook.’

 

In de volgende partij sta ik licht beter, zie dat niet, denk dat ik slechter sta en er iets moet gebeuren. Ik zie een combinatie. Met een enorm gat. Zo blunder ik een stuk weg en kan opgeven.

 

Dan volgt de ‘beruchte’ partij met de zetherhaling. Daarover schreef ik al eerder onder de titel ‘Het knaagt’: https://www1.schaakclubpurmerend.nl/nieuws/het-knaagt/

Buiten dit incident is de partij vrij rechttoe rechtaan. Na een stukoffer krijg ik een ijzersterk centrum waarbij de lichte stukken van zwart geen goede velden hebben en zich moeten beperken tot het verdedigen van zwakke velden. In de partij komt zwart er nauwelijks aan te pas. Wel hebben we beiden sterkere voortzettingen gemist, maar heb ik vrij consequent het voordeel vastgehouden.

 

Dan partij negen. Die had ik goed voorbereid, maar slecht onthouden. Op de 11e zet bedenk ik dat …, Pg4 wel grappig is. Het simpele antwoord 12. Pce2 verrast me, niet moeilijk om te zien maar volstrekt gemist. Blijkt overigens gewoon wel theorie te zijn. Frank speelt in zijn eigen stijl en voert de druk op. Desondanks beoordeelt Stockfish op zet 30 de stelling als in evenwicht.

De eerder genoemde zet Pg4 is onderdeel van een lange reis. Het paard belandt uiteindelijk op de 29e zet via de rit g8-f6-g4-e5-d7-b6-a4-b2 op c4. Een zet later offert Frank zijn toren voor dit vermoeide paard en een pion. Zijn compensatie is een vrijpion die, gesteund door zijn loperpaar, ver kan oprukken. Stockfish geeft echter wel de voorkeur aan de zwarte stelling.  Na de 35e zet van zwart staat het zo:

Ik kan niet ontkennen dat de slotzet mij veel genoegen deed. De loper op c8 heeft de hele partij stilletjes op zijn plek gestaan en de zwaktes op de witte velden gedekt. Eindelijk mag hij van zijn plek en is meteen beslissend.

 

In de volgende partij bedenk ik op de 11e zet dat …, Pg4 wel grappig is. Het simpele antwoord 12. Pce2 verrast me, niet moeilijk om te zien maar volstrekt gemist. Ik herinner me totaal niet dat we dit al eerder op het bord hadden. Mijn verrassing over het antwoord 12. Pce2 is minstens net zo groot als de eerste keer. Maar ja, er zit zo’n zeven maanden tussen deze partij en de vorige…

Op de 15e zet wijk ik af van het correcte plan dat ik volgde in de vorige partij en kom minder te staan. De druk op mijn zwakke pionnen wordt me al snel te machtig en verlies vrij kansloos.

 

In de partij die dan volgt heeft Frank in de opening een licht voordeel. Na mijn korte rokade op de 23e zet staat het ongeveer gelijk. Maar dan geeft Frank mij de gelegenheid een offensief tegen zijn koning te ontketenen en na een misser sta ik gewonnen. De stelling na 26. …, Dc7. Er volgt

Hier speel ik de dame naar d1. Een zonder meer fantastische zet, niet alleen omdat het direct een gewonnen stelling in een verloren stelling omzet. Maar vooral fantastisch omdat omstanders ons na afloop (terecht na afloop, omstanders mogen zich niet met de partij bemoeien) erop attent maakten dat het een onreglementaire zet is. Volstrekt niet gezien. ‘Waarom heb ik dat nou steeds tegen jou…’, verzucht Frank na afloop. Daar heb ik ook geen antwoord op. Ik beschouw me als een correcte speler en kan me niet heugen dat ik eerder een niet toegestane zet heb gespeeld of een remiseclaim ten onrechte heb afgewezen.

Indachtig de uitspraak van Tarrasch ‘Was ist der Mensch ohne Ventil’ heb ik me wel gerealiseerd dat h3 nodig is. Maar dacht die zet uit te kunnen sparen en het direct uit te kunnen maken, gefixeerd als ik was op het idee dat zwart nu 33. …, Te1 zou spelen en na Dxe1 en Dxd6 een stel torens zou ruilen. En dan heb ik een winnend schaak langs de lange diagonaal. Als Frank gezien had dat ik een onreglementaire zet gespeeld heb dan had er 33. Dd2?? moeten volgen, net zo verliezend als Dd1. [33. Txd7? Te1#] [33. h3 en alles is ok. 33… Te1+ 34. Kh2 De7 35. Tg7 De5+ 36. f4 Th1+ 37. Kxh1 Da1+ 38. Kh2 Dh1+ 39. Kxh1 Lxg2+ 40. Kxg2 Tg8 41. Dxh7#]

Na 33… Df7?? gaf zwart direct op zonder het schaak op c3 af te wachten. Onterecht een terecht punt. En zo is er altijd wel wat.

 

In onze laatste partij in de voorlaatste ronde van de Keizercompetitie 2022-2023 kwam ongeveer dezelfde opening op het bord. Vooraf heb ik me hardop afgevraagd wat er nu weer voor vreemds zou gaan gebeuren. Wederom heb ik Frank in zijn spel laten komen en wordt langzaam opgerold. Even verslapt zwart en kan ik een gelijke stelling op het bord krijgen. Wel even naar gekeken maar ik vond het te riskant. Een paar zetten later krijg ik nog een kans. Na 36. …, Tb2 staat het zo:

Natuurlijk kijk ik naar 37. Dxb2 axb2 38. Txa6 maar na bxc1D verlies wit. Waarschijnlijk speelt mijn tijdnood een rol en is mijn blik beperkt gebleven tot het kwadrant linksonder van het schaakbord. De loper op f4 is daarom buiten mijn gezichtsveld en overzie ik dat veld c1 gedekt is. Na slaan op b2 kan zwart kan niet anders dan bovenstaande variant spelen en is het potremise. Zo verspeel ik een half punt.

 

 

 

 

 

 

 

 

Door deze winst van Frank en de remise van Marc komen zij beiden op exact gelijke hoogte in de stand, met nog één ronde te gaan. Het komt nu aan op wie de ‘gelukkigste’ loting heeft. En de uitslag, natuurlijk.

Mijn verlies helpt Frank misschien aan het kampioenschap in de Keizer. Mocht hij het kampioenschap winnen dan heeft hij nog enige genoegdoening voor alle rariteiten die er gebeurd zijn.

En zo was er in al onze partijen wel wat, van onterechte uitslagen tot (onbedoeld) zondigen tegen de spelregels aan toe. Ik zie uit naar de volgende krachtmeting!

Delen