Categorieën
Vandaag :Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

Diagonaal schaken

.

 

Op donderdag 10 maart 2022 werd de 17e ronder van de Keizer-competitie gespeeld.
Die avond speelde ik mijn derde partij in de Keizercompetitie tegen Flora. Op basis van de Elo-sterkte kan een korte partij verwacht worden.
Maar het is fout om tegenstanders alleen op die grond te onderschatten. Kijk maar naar de bekende partij Cor ten Woude-Kerkdijk van 11 oktober 2018, zie het verslag van die partij. Cor wist me toen een remise te ontfutselen alhoewel ik, gezien het ratingverschil 99% kans had te winnen.

Op mijn vraag waar ze wilde gaan zitten stelde Flora voor om aan de tafel te gaan zitten die vlak bij de werkplek van Bert-Jan staat.

Het werd zonder meer een interessante partij (zie diagram met bijbehorende zetten en varianten). De Weense opening komt zelden op het bord (later wel overgaand in het Italiaans).

Op de dag na de partij realiseerde ik me dat ik na de  zet 4. Pf3 in de zogenaamde Hoogkamp-variant terecht had kunnen komen: met 4. ……..Pe4x waarop het leuk wordt als wit dan 5. Lf7x speelt. Jammer dat ik die kans liet liggen.
Die variant kreeg de naam van Hoogkamp, acht keer clubkampioen (zie de Erelijst), en werd aan de vergetelheid ontrukt door publicaties van ervaringen met deze variant op onze schaakclub: zie publicaties in Eeuwig Schaak van december 1978 “Wie stopt Hoogkamp?” en april 1979 “De Hoogkamp-variant”. Overigens is het wel zo dat ook 5. Dh5 i.p.v. Lf7x mogelijk is. Met die variant verloor Euwe de 27e partij in de match Euwe-Aljechin 1935. Door de gedwongen zet 5. …….Pd6 komt zwart iets gedrongen te staan en heeft moeite om snel zijn ontwikkeling te voltooien.

Een belangrijk moment in de partij ontstond na 6. Lg5. De stelling is symmetrisch en daar wilde ik van af en daarom speelde ik 6.  ……..Pa5. “Paard op de rand, dood in het land” zei men altijd op mijn eerste schaakvereniging.
Analyse met schaakprogramma Fritz toonde later aan dat de zet Pa5 best speelbaar is. Voortzetting van de symmetrie met 6. …. Lg4 is volgens Keres (1971) “nicht ganz vollwertig” .

Maar de analyse van Fritz gaf ook aan dat dan 7. Lf6x de beste zet is voor wit en dat is de zet die Flora ook speelde. Wat ik dus wel bereikt heb is dat de stelling nauwelijks nog symmetrisch kon worden!
Als zwart dan, na Lf6x, met de dame zou terugnemen volgt Pd5. Na Dd8 vreesde ik de vork b4.  Daarom koos ik voor gf6x,
Die vork valt bij nader inzien toch mee door als reactie c7-c6 te spelen en de stelling blijft in evenwicht.
In de latere analyse (zie hieronder bij de partij) is te zien dat zwart na 8. …. Dg6 (i.p.v. Dd8) 9. Pc7x+ in het voordeel komt. Maar wit doet eerst 9. Ph4 met licht voordeel voor wit.

Op zet 9 pinde ik het paard op c3 (en sloeg het de zet daarop) om te vermijden dat het paard de mooie velden d5 of f5 zou bezetten.

Dan komen we bij zet 15.  Het blijkt dat op de zetten 15 t/m 18 de beste zet voor wit  steeds c4-c5 te zijn (ondanks dat ik 16. …..b6 speelde om van die zet af te zijn).
c4-c5 gespeeld op zet 15 en 16 zou tot licht voordeel voor wit geleid hebben, terwijl gespeeld op zet 17  en 18 tot licht voordeel voor zwart.

Op zet 19 won ik een pion.
Flora creëerde nog een Paard van Ree op zet 21 in de veronderstelling dat het paard sterker was dan mijn loper.
Maar nu won ik nog een pion door de zwakte van pion g2.

Kortom een interessante partij mede door na afloop samen de partij te bespreken en vervolgens door Fritz er op los te laten.
Kort was de partij niet. Pas op zet 42 was de partij geëindigd waarmee Flora terecht tevreden was.

 

Maar hoe zit het nu met het diagonaal schaken??

Het zal anderen ook wel opgevallen zijn dat er een bepaalde stratificatie bestaat in de zaal.

Het viel mij op toen Flora en ik tegen elkaar moesten spelen. Wij zaten in de zaal op punt B, zie de onderstaande figuur.
Die avond, ronde 17 van de Keizer, speelde Rob Hählen (Keizer no. 4) tegen Frank van der Velpen (Keizer no. 1) en zij speelden op punt A.

De daarop volgende week, rapid, zaten voor ronde 10 Luc Preeker (no. 2 op de rapid ranglijst), Sandro Gaeta (no. 3), Nico Felten (no.1) en Ton de Veij (no.5) ook op die plaats A klaar om te schaken. Naast hen zat Rob Hählen (no.4).

Klaarblijkelijk is het zo dat de sterkere spelers spelen in de buurt van punt A en de zwakkere spelers in de buurt van punt B. De schakers tussen sterk en zwakker groeperen zich tussen punt A en B in.

Overigens is het zo dat ik voor de beker een keer won van Rob Hählen, en voor de Keizer won ik wel eens van Luc Preeker, Robert Mirani en Ton de Veij. Ik herinner me dat we dan ergens tussen A en B zaten, zeg op 1/3 van de afstand van AB verwijderd van A.

De hamvraag is nu: Spelen die sterke spelers nu zo sterk om dat ze goed kunnen schaken.
Of is het zo dat, als je tussen sterke spelers zit, dat een zeer positieve invloed heeft op je speelsterkte?

Tegen Flora won ik wel maar ik had er toch nog 42 zetten voor nodig ook al is het Elo-rating verschil tussen ons zeer groot. Zou dat komen omdat ik op punt B speelde??
Daarom stel ik voor dat, als experiment, lager geplaatste spelers zich af en toe mengen onder sterkere spelers rond punt A teneinde vast te stellen of dat een positieve invloed heeft op de speelsterkte.

Wordt het straks zo  dat we straks eerder gaan komen om alvast ons speelbord en  stukken op de tafel bij A op te zetten??

Graag hoor ik de ervaringen van medeleden over dit aspect van ons schaken, het liefst uiterlijk 31 maart a.s. Dan kan ik volgende maand over dit onderwerp nogmaals publiceren.

 

.

Delen