Categorieën
Vandaag :Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

De laagste Elo-rating (m/vr)

.

Op de website van schaakclub Aris de Heer is een uitstekende publicatie, uiteraard geschreven door de wepmaster Eddy Saraber, te vinden getiteld SCHAKENDE DICHTERS EN DICHTENDE SCHAKERS, zie hier.
In deze publicatie wordt kort aandacht besteed aan de relatie tussen schaken en enkele kunstenaars, en uitgebreider over de dichter Kees Buddingh die ook een enthousiast en kundig schaker was. Dat was het gevolg van het feit dat Kees Buddingh en Constant Orbaan (schaker/journalist) beiden opgenomen waren in een tbc-kliniek en samen de tijd doodden met schaken.

In het begin van de publicatie wordt ook de naam van schrijven Maarten ’t Hart even genoemd. Maar over Maarten ’t Hart en schaken kan ook wel iets meer gezegd worden.

Wie zijn boek “De gevaren van joggen” leest komt op pagina 165 een stukje tegen getiteld “De laagste ELO-rating”. Het blijkt dat Maarten, evenals de meeste van ons schakers. op de middelbare school kennis maakte met het schaken: hij zag medeleerlingen schaken. Als leergierige jongen nam hij direct de studie van het schaken op middels het boek “Oom Jan leert zijn neefje schaken”. Maar desondanks verloor hij van zijn schoolgenoten, die uiteraard veel meer ervaring hadden.
Vervolgens stortte hij zich op andere schaakboeken: eindspel, openingen, taktiek, strategie. Maar toch verloor hij steeds weer van zijn schoolgenoten.
Zijn conclusie was dat hij eerst wat meer ervaring zou moeten opdoen. Hiertoe nam hij zijn jongere broer in de hand die hij de spelregels van het schaken leerde. Maar al snel bleek dat, zelfs in de eerste partij, zijn broertje altijd won ook al las die geen enkel schaakboek.
Vervolgens werden de spelregels aan zijn vader uitgelegd. Zijn vader was een verwoed dammer. Maar schaken wilde hij ook wel eens leren. Maarten zou eerst met hem spelen want als hij eerst tegen het broertje zou spelen werd de vader weggevaagd en wellicht ontmoedigd raken om het schaken te leren. Dus Maarten tegen zijn vader. En Maarten verloor weer.

Nog een keer poogde Maarten met schaken te winnen door op een boottocht naar Engeland tegen een vriend te spelen. Die vriend werd erg zeeziek door de zeereis en moest steeds naar de reling om over te geven. Desalniettemin verloor Maarten twee partijen. In de derde partij stond hij weer  heel slecht hoewel de partij niet werd uitgespeeld omdat zijn vriend het schaakbordje onbruikbaar maakte door op over te geven!.

Van het schaken brengt hij dus niets terecht ondanks vlijtige studie van de schaaktheorie. Gebrek aan interesse is het niet. Hij kan geen verklaring geven waarom hij niet kan schaken.

Wellicht dat Maarten niet de goede instelling heeft om een goed schaker te worden. Een echte schaker zal zonder meer al niet een stuk schrijven waaruit zou blijken dat hij niet goed kan schaken, laat staan helemaal niet kan schaken. Indien de echte schaker verliest is dikwijls de reden dat hij een drukke dag op zijn werk had of dat er clubgenoten zo nodig veel lawaai maakten zodat hij uit zijn concentratie raakte.
Maar goed: Maarten is een schrijver en zijn verhalen zijn humoristisch en zijn boeken gaan als warme broodjes over de toonbank, dus waarom ook niet schrijven over zijn schaakbelevenissen.

Wellicht is een oorzaak te zoeken in het gezegde van Jan Hein Donner: “Vrouwen kunnen niet schaken”. Dat is wel een hele boute (of boude) uitspraak maar het is zonder meer waar dat vrouwen gemiddeld minder aanleg of interesse hebben voor schaken getuige het feit dat, bij welke club je ook gaat kijken, het aantal vrouwelijke clubleden zeer gering is.
Wellicht is er dan een link tussen het niet kunnen schaken en het bezoek van Maarten ’t Hart aan Het Boekenbal 1991 als Maartje ’t Hart.

 

.

Delen