Vandaag :Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

roha

NHSB-team 1 speelt gelijk tegen koploper

Donderdag 23 februari stond het treffen met de koploper in klasse 1A van de NHSB op de agenda. Een wedstrijd tegen Caïssa Eenhoorn, net als die tegen Volendam en Aris de Heer, heeft voor mij altijd het gevoel van een streekderby.

Van de wedstrijd zelf heb ik niet veel meegekregen. Een hele korte samenvatting, op volgorde van beëindiging van de partijen: Jacob was al snel klaar en had het punt binnen. Marloes heb ik zien zitten maar was ineens verdwenen, ook Nico was snel klaar. Beiden met een nul. Tim staat een kwaliteit achter als ik kijk en verliest. Zelf won ik nadat mijn tegenstander zijn kansen overschatte. Pieter brengt ons oud-lid en voormalig jeugdtalent op. Frank verliest nadat zijn tegenstander de dame geeft voor twee torens. Arno tikt de gelijkmaker binnen.

Mijn eigen partij slokte veel aandacht op. Daarom heb ik, net als bij voorgaande ronden, de teamleden gevraagd een impressie van hun partij te sturen. De ontvangen stukjes van Frank, Arno en Jacob zijn in dit verslag ingevoegd.

Bord 1: Peter van den Brink (2154) – Pieter Hopman (2349) 0 – 1
Zoals hiervoor geschreven wint Pieter van Peter van den Brink. Van de partij heb ik alleen de laatste zetten gezien: Pieter dreigt mat, Peter probeert nog, kansloos maar je moet wat, onder opoffering van materiaal een eeuwig schaak op het bord te brengen.
Peter is voormalig lid van SC Purmerend en toentertijd een (zeer) getalenteerde jeugdspeler. Eind jaren ’80 deed Peter als jeugdkampioen van de NHSB mee aan het Nederlands Jeugdkampioenschap en won daar, puttend uit mijn herinnering, een fraaie offerpartij. Mijn zoektocht naar deze partij heeft helaas nog geen resultaat gehad. Vorig jaar deed Peter, als kampioen van Aruba, met Aruba mee aan de Schaakolympiade. Met 6 uit 11 scoorde hij aan het eerste bord een verdienstelijk resultaat.

Bord 2: Frank van der Velpen (2028) – Abel Romkes (2001) 0 – 1
Het relaas van Frank over zijn partij staat hieronder. Velen, zeker de wat oudere leden, zullen mee kunnen voelen met zijn verwoording, in welhaast Donneriaanse stijl, van het gevoelde onbehagen.

Het was Bobby Fischer, die meerdere keren verloor met dezelfde variant van de Caro-Kann. Pas nadat hij er mee gewonnen had ging hij een andere variant spelen. Een stukje eigenwijsheid, die meerdere schakers op hun manier hebben. Zo heb ik een variant in het Slavisch waar ik een beetje ‘verliefd’ op ben, maar die me niet veel punten heeft opgeleverd. Als ik nu de partij naspeel trek ik de conclusie, die ik al bij meer nederlagen heb getrokken: bestudeer die opening nou eens goed man!! Dh4 stond me bij uit het verleden, maar volgens Chessbase is dat niet de beste zet. Db3 is beter, maar dat had ik vóór de wedstrijd moeten weten. En toch kom ik in een gelijke stelling met wederzijdse kansen. Totdat ik met één tegenzet direct stukken minder kom te staan. Dxe4 had ik niet gezien, maar was dodelijk.

Ik mis de rust in het lichaam tijdens de partij en dat is de hoofdreden van mijn matige prestaties. Moet ik nu mijn lieflijk schaken de rug toe keren ? Ik zie menigeen om mij heen na slechte prestaties het schaakspel verafschuwen, hetgeen nog beter is dan de zelfkastijding.

Ach, ik zal maar accepteren dat de jaren tellen en ik zal het moeten hebben van die ene partij per jaar waarbij ik nog kan laten zien dat het ooit eens beter is geweest. Een ding is in al die jaren wel hetzelfde gebleven: als je een partij gewonnen hebt kun je wel honderd stukjes op papier zetten. De ene nog mooier dan de ander. Als je verloren hebt is het een opgave om nog iets ‘uit te kramen’.  Meer subjectief is de relatie teamprestatie en persoonlijke prestatie. We hebben 4 – 4 gespeeld en dat is een nette teamprestatie. Maar ik heb toch niet het gevoel dat ik daar ook maar iets positiefs aan heb bijgedragen.

Bord 3: Ron Deen (2095) – Tim van Rijs (1789, invaller Michael Yu) 1 – 0
Voor zover ik heb gezien is Tim uitgeteld in een middenspel met een kwaliteit minder.

Bord 4: Nico Felten (1947) – Robbert van Dijkhuizen (1912) 0 – 1
Nico heb ik zien staan in een, zo leek het, ietwat ontgoochelde houding na zijn verlies. Ik vermoed dat er iets vreselijks mis is gegaan maar weet niet wat.

Bord 5: Sjoerd Kelder (1937) – Arno Buijten (1894) 0 – 1
Arno is als laatste klaar en trekt het gelijke spel over de streep. Aanvankelijk dacht ik dat zijn tegenstander in een gecompliceerde stelling nog veel tijd over had. Totdat bleek dat wat op zijn klok stond geen minuten waren maar seconden. In zijn tijdnood doet de tegenstander van Arno een fatale zet met zijn loper die daarvoor nog een dreigend mat dekte. Arno kan een stuk winnen of ondekbaar mat dreigen en kiest uiteraard voor het laatste.
Het verslag van Arno:

Mijn partij kende drie momenten die het vermelden waard zijn.
De opening die die op het bord kwam speel ik, de zet 5. Pe5 had ik nog niet eerder gezien, laat staan op het bord gehad. Ik besloot het paard te slaan met het idee dat de pion op e5 toch een keer zwak zal worden.

Het volgende moment was na 13. …, f5.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

En passant slaan gaat niet vanwege de ongedekte loper op f4. Hier dacht mijn tegenstander vervolgens 40 minuten na wat zonder extra tijd en maar 10 seconden increment per zet wel tot zware tijdnood moet leiden. En zo geschiedde.

Het derde moment is na 29. … Lf3.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mijn tegenstander zat al een tijdje op minder dan 1 minuut bedenktijd. Ook omdat de stelling zeker niet duidelijk is. Mijn loper op f3 is natuurlijk prettig maar wit kan altijd verdedigen met Lg2. De pion op e5 is inderdaad zwak geworden. Maar de zwarte stukken werken niet echt goed samen. En mijn 40 minuten meer op de klok was al een stuk minder geworden. Een minuut of 10 had ik hier nog wel denk ik. Na 30. cxd5, Txd5 31. Txc6, bxc6 met duidelijke aanval op e5 zou 31. Lc3 erg passief zijn geweest. De computer vindt 31. Te1 nog wel ok. Er volgde echter heel snel 31. Db3, g4 32. Lc4?? en na 32. … Dh7 was het 0-1.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bord 6: Rob Hählen (1791) – Fred Avis (1807) 1 – 0
In mijn partij kreeg ik met wit een aanval op de koningsvleugel te verduren. De pionnen van zwart rukten ver op, met het idee ‘erop en erover’, maar verzwakten tegelijkertijd de bescherming voor de koning. Op de 19e zet zag ik dat ik een pion kon winnen maar dan zou er een aantal stukken worden afgeruild. Daar had ik niet zo’n zin in.

Daarom koos ik ervoor het initiatief te bewaren en zelf ten aanval te trekken. Ik kon de koningsvleugel openen maar moest wel oppassen dat mijn loper van de zwarte velden niet werd ingesloten. Als ik onnauwkeurig speelde had zwart zelfs nog de kans om me met een torenoffer mat te zetten (analyse fragment):

Nadat ik een stuk won op de 27e zet was het pleit snel beslecht.

Bord 7: Bert Spil (1837) – Jacob Gerritz (1754) 0 -1
Mijn tegenstander ging voor een gesloten Siciliaanse opening. Ik had geen specifieke theorie voor de positie die (meteen) op het bord terecht kwam, maar wel ideeën uit andere theorie. Dat was om pionnen aan de kant van de dame vooruit te spelen, dit heb ik gedaan. De partij was erg snel voorbij, op zet 19 gaf mijn tegenstander op.

Na 10. Lf3 heb ik 10… Pd5 gespeeld, volgens de computer was dit mijn grootste fout in de partij, hiermee gaf ik de tegenstander een (klein) voordeel. Achteraf zie ik zelf ook dat dit niet zo slim was, aangezien ik na 11. Pxd5 11… exd5 zou moeten spelen. Dit zou de stelling openen, wat nadelig voor mij zou zijn.

In plaats van 11. Pxd5 speelde mijn tegenstander 11. Pe4, wat een behoorlijke fout was omdat ik nu met 11… f6 kwam.

Deze zet valt zijn paard op e5 aan en nadat hij met dit paard zou terugtrekken naar het enige vrije veld, g4, zou ik met 12… f5 zijn paarden vorken. Volgens de computer had wit hier nog enige winstkansen gehad als hij 12. Pg5 had gespeeld met het idee om dit op te volgen met c4, waarbij ik mijn paard zou verliezen aangezien hij in een penning staat met mijn loper. Dit hadden zowel ik als mijn tegenstander gemist (en was ook wel een behoorlijk moeilijke zet om te spotten). 

Ik won zijn paard en beëindigde uiteindelijk de partij met 19… De6, wat de penning van mijn pion onderbrak waardoor ik zijn dame aanviel. Ook viel mijn dame zijn pion op h3 aan en had mijn loper zicht op de pion op f3 (de g2 staat gepend aan de koning).

Deze stelling was compleet verloren voor mijn tegenstander omdat de combinatie van mijn dame, toren en loper voor een verpletterende aanval zorgde en mijn tegenstander niet de tijd had om hiertegen te verdedigen aangezien zijn koningin werd aangevallen. Hier gaf hij op.

Bord 8: Marloes Rogge (1642) – Sernin van de Krol (1745) 0 – 1
Geen idee.

Gemiddelde rating Purmerend: 1899
Gemiddelde rating Caïssa Eenhoorn: 1936
Uitslag: 4 – 4

Wacht maar

In 1978 won Frank van der Velpen de schrijfwedstrijd die door het legendarische ‘Schaakbulletin’ werd uitgeschreven ter ere van het tienjarig bestaan van het blad. Voor onze in leeftijd gevorderde leden die hun beste tijd hebben gehad of aan de neergang van hun roemruchte betere jaren zijn begonnen is zijn verhaal ‘Wacht maar’ ongetwijfeld herkenbaar. Bij mij althans riep het te bekende gevoelens op.
Wat het verhaal extra bijzonder maakt, maar dat zal de jury toentertijd niet hebben laten meewegen, is dat Frank dit op zijn 23e schreef. Een visioen?

Hieronder het verhaal, met de beoordeling van de jury. De in die tijd, 1978, gangbare spelling heb ik ongecorrigeerd gelaten in Franks verhaal. Jammer wel dat ze hem in Schaakbulletin ‘van de Velpen’ noemen in plaats van ‘van der Velpen’.

 

Maar nu de finalisten. Hier rezen enige tegenstellingen bij de jury, want een meerderheid wilde in eerste instantie ‘het idee’ belonen, een minderheid legde het accent primair op ‘stijl’, Maar hoe dan ook, ‘Wacht maar’ van Frank van de Velpen uit Amsterdam, scoorde bij allen zeer hoog en naar hem gaat dan ook de eerste prijs. Hoewel de schommelingen in beoordeling ten aanzien van ‘Het bord’ van ]. G.Schoeman uit Dieren wat groter waren komt hij er toch duidelijk als tweede prijswinnaar uit. Veel moeilijker viel het ons een derde prijs toe te kennen omdat we de verschillen tussen de overige finalisten uiterst gering vonden. Toch staken volgens ons ‘De bevrijding’ van H.Engberts en ‘De Koning die niet kon schaken’ van ].].A. Moors iets boven de rest uit en delen zij de derde prijs.

Het is onze bedoeling in de komende nummers het merendeel van deze verhalen te publiceren. Rest ons alle inzenders te bedanken voor deze bijdrage aan het tienjarig bestaan van Schaakbulletin.

 

Wacht maar

Frank van de Velpen

 Slechts één punt heeft hij tot nu toe behaald in de tientallenkompetitie. En als je dat vergelijkt met de zeven wedstrijden die hij gespeeld heeft, mag je het wel een mager resultaat noemen. Volgens zijn eigen zeggen is het slechte resultaat vooral te wijten aan het feit dat hij vijf maal zwart heeft gehad en tevens ontbrak dat beetje geluk, dat je als speler toch altijd wel nodig hebt.

De andere jongens van het tiental maken al grapjes over hem. Gedwee lacht hij mee, maar binnen kookt het bij hem. ‘Wacht maar’, denkt hij bij zichzelf als weer iemand zijn slechte prestatie tot onderwerp van gesprek verheft. Weer komt ter sprake dat hij slechts één punt gescoord heeft en dat is nog wel in een wedstrijd die met 8-2 gewonnen werd gebeurd. Dus daar hebben ze hem in feite niet bij nodig gehad. Trouwens, het tiental heeft hem eigenlijk helemaal niet nodig gehad. Want alle wedstrijden zijn in winst omgezet, ondanks die nullen van hem. Grapjes als ‘we hadden ook met negen man kunnen spelen, dan hadden we ook ongeslagen bovenaan gestaan’ en ‘je had beter niet mee kunnen doen, dan hadden we de winstpunten door negen kunnen delen’ komen herhaaldelijk ter sprake. Op zich zijn het best leuke grapjes, maar omdat hij het lijdend voorwerp is kunnen ze hem niet bekoren.

Zijn reputatie staat met dit alles op het spel. Jarenlang is hij de grote man van de klub geweest en een ieder die tegen hem heeft gespeeld is met bibberende handen aan de start gekomen. Tot er op een gegeven moment een groep jeugdigen zo brutaal was hem uit te dagen. De jeugd is sterker gaan spelen en tegenwoordig krijgt hij wel eens op zijn broek, maar bij de oudere leden van de klub heeft hij nog immer de reputatie van de onoverwinnelijke.

Nu hij slechts 1 uit 7 gescoord heeft is die reputatie toch wel op losse schroeven komen te staan. Die reputatie heeft er wel zorg voor gedragen dat hij nog steeds aan het derde bord zit. Als het aan de wedstrijdleider alleen had gelegen, had hij allang aan bord zeven of acht gezeten. Gelukkig voor hem hebben zijn medespelers nog vertrouwen in hem en hij zal de laatste twee wedstrijden aantonen dat dat vertrouwen terecht is.

‘Wacht maar’, denkt hij nog immer. Er komt een wedstrijd dat jullie staan te springen om mijn overwinning. Smeken zullen jullie. Smeken dat ik de beslissende punt scoor. Misschien gebeurt het wel bij de kampioenswedstrijd? Dan zal hij door het kampioenschap veilig te stellen alle narigheid in de doofpot kunnen krijgen. Bij het winnen van de volgende wedstrijd zal het tiental kampioen zijn. Hij zal zich er volledig voor inzetten om nu uiteindelijk beslissend toe te slaan.

De belangrijke wedstrijd is gekomen en wat zenuwachtig gaat hij naar de speelzaal. Zijn teamgenoten zijn er al en nadat ze hem zien binnen komen lopen er al drie jongens op hem af. ‘Nu ga je toch een keer winnen hè?!’. merkt een der jongens op, die een score heeft van 6 uit 7. Waarom moeten ze dat nu weer opmerken denkt hij bij zichzelf. Zeggen zal hij het niet want in feite heeft men gelijk. Snel gaat hij over op een ander onderwerp en zijn taktiek slaagt. Tijdens het gesprek wordt er geloot voor de kleur van het eerste bord. En weldra blijkt dat hij weer zwart heeft. ‘Verdomme, weer zwart’ ontschiet hem, maar niemand hoort hem want ze zijn al op weg naar hun plaats. Hij hoopt dat zijn tegenstander geen e4 zal openen want hij is als de dood voor die zet. De partijen beginnen en zijn opponent opent d4, ‘Goddank’ mormelt hij voor zich uit en hij geeft zijn antwoord.

Na een rustige start van de wedstrijd komen er toch al enkele spelers onderscheidend goed te staan. Op een gegeven moment staat het 2-2 en hij staat op om te bezien hoe de vijf andere borden er bij staan. Hij schiet zijn wedstrijdleider aan om te vragen wat te doen. ‘Speel jij maar remise ‘ merkt de man op. Hij keert terug naar zijn stelling en geeft zijn antwoord op het door zijn tegenstander gekreëerde probleem. Als hij zes zetten later weer naar zijn wedstrijdleider loopt merkt deze op dat de situatie verslechterd is. De stand is 3½-2½ voor de tegenpartij. Er moet gewonnen worden. ‘Nu is mijn kans gekomen’ denkt hij en uitermate gekoncentreerd neemt hij plaats achter het bord. Door middel van deze éne partij kan hij de voorgaande nederlagen voorgoed doen vergeten.

Het is stil in de zaal en enkele mensen plaatsen zich rondom de tafel waar hij in gepeins zit te denken. Extra risiko’s nemen? Of proberen dit kleine voordeeltje vast te houden, vraagt hij zich af. Zes wedstrijden lang heeft hij geen geluk van Caïssa mogen ontvangen. Zal ze nu zo gul willen zijn? Hij gokt op de riskante kombinatie. De verwikkelingen zijn zeer moeilijk na te gaan. Zal zijn tegenstander het kunnen? Ogen dicht en zetten maar. De loper gaat naar e6 en nu een klein schietgebedje dat de man de giftige pion zal pakken. Kalm blijven en vooral niet verraden dat er een truc in de stelling zit.

Hij kijkt nog eens op het bord van zijn buurman. Zijn tegenstander laat zijn hand heen en weer gaan boven de stelling. Pakt hij de pion? Pakt hij niet de pion? Hij pakt hem! De man is er ingetrapt, nu kan de winst binnen enkele zetten behaald worden. Eerst toren slaat d6 en dan moet het mat volgen. Het is hem gelukt. De winst is binnen en de hele klub zal hem aan de voeten vallen. Smekend om vergiffenis, dat men hem zo gekweld heeft met die 1 uit 7. Hij immers zal het kampioenschap veilig stellen want het scorebord vermeldt een 4½-3½ voorsprong.

Een groot gejuich gaat op en blij kijkt hij om zich heen. Want iedereen zal nu toch wel door hebben dat hij mat in vijf heeft. Maar neen, vrijwel iedereen staat bij het achtste bord waar het 5½je gescoord is. De jongen wordt op de schouders genomen en iedereen is uitbundig van vreugde. Het kampioenschap is behaald.

De wedstrijdleider komt naar hem toelopen en zegt: ‘Geef maar op we zijn al kampioen’.

‘Maar ik ga winnen’ zegt hij wanhopig. Mat in vijf!

‘Ach, dat doet er niet toe’, merkt de wedstrijdleider op en hij loopt weg. Op naar de bar om een pilsje te nuttigen op het behaalde kampioenschap.

Ontroostbaar staat hij bij zijn gewonnen stelling.

 

PN1 – Vredeburg 1 6½-1½

Op 8 december versloeg ons eerste NHSB-team het Limmense Vredeburg met 6½-1½. Zowel Frank als ik hebben weinig van de andere partijen gezien. Dit keer dan ook geen verslag van Frank met de aanvullingen van de andere spelers maar alleen de impressies van de teamleden.

Op bord 1 speelde Pieter tegen hun sterkste speler. Wat ik van deze partij heb meegekregen is dat Pieters tegenstander bij het opgeven uitriep dat het toch echt wel remise was.

Frank op 2 speelde een gedegen partij maar in zijn hoofd gingen niet alleen gedachten over de partij rond. Hij schreef:
Ik heb niets gezien van de andere partijen en kan natuurlijk wel wat over mijn eigen partij vertellen. Er schoot me echter iets anders te binnen en dat heb ik onder de titel ‘Op de kast’ op papier gezet.

Op de Kast

Bij mijn wedstrijd tegen Sandra Hollander van Vredenburg 1 schoten mij twee gebeurtenissen uit het verleden te binnen. Als een dame tegenover mij zitting neemt voor een schaakpartij moet ik altijd denken aan de schaakverhalen van Jan Hein Donner over vrouwen en schaken. Hij schreef die verhalen nog in een tijd dat je mensen ‘op de kast kreeg’ door ergens provocerend over te schrijven. Nu moet je een beveiliger inhuren als je iets opmerkt wat iemand niet bevalt en gebeurtenissen worden niet meer ‘in de tijd’ gezien, maar tegen de ‘lat van vandaag’ gehouden.
In het vrouwenblad Avenue van augustus 1968 schreef hij dat vrouwen niet kunnen schaken en dat ook nooit zullen kunnen. Hij schreef over dit onderwerp: ‘In alles is de vrouw superieur aan de man, maar zij mist één ding: intuïtie’. Hij onderbouwde dit met zijn logica. Na zo’n opmerking springt de hele vrouwenbeweging op de kast.
Men doet dan een poging om hem discriminatie in de schoenen te schuiven door te zeggen: ‘Mijnheer Donner, dan kunnen negers (een term die toen nog niet verboden was) zeker ook niet schaken?’ Waarop Donner antwoordt : ‘U begrijpt het niet: Negerinnen kunnen niet schaken.’
Het is duidelijk dat de huidige tijdgeest niet met zulke provocaties om kan gaan.

Een tweede, meer onschuldig, schrijven betreft een schaakverhaal van mezelf. In het clubblad van Nieuwendam schreef ik naar aanleiding van de wedstrijd tegen Charlois over de rating van 1683 van mijn jonge tegenstander. De toon van mijn verhaal was dat het niet leuk is om tegen iemand te spelen met een 400 punten lagere rating. Daar valt geen eer aan te behalen. Ik heb de persoon wel met respect behandeld, maar tussen de regels door viel er veel te lezen. Aan de andere kant is het de lezer die bepaalt wat er allemaal tussen de regels staat. Toeval wilde dat enige mensen van Charlois mijn proza onder ogen kregen en toch wel gepikeerd waren over mijn toon. Dan hebben ze mijn ironisch einde van mijn verhaal ook niet goed begrepen. Ik had enige tijd denigrerend over een lage rating gesproken waarbij ik eindig met: ‘Dit voorval zal er voor zorgen dat ik tot mijn 88e blijf schaken en als mijn rating uiteindelijk onder de 1300 duikt zal ik de teamleider van het eerste vriendelijk edoch dringend vragen om in te mogen vallen tegen Charlois. Mijn tegenstander zal me van het bord meppen, ofschoon… , maar na de wedstrijd zal ik hem een dwangbuis overhandigen waarbij ik hem mijn rating zal mededelen. En lachend, ja gierend zal ik de zaal verlaten achter mijn rollator.’ Ik vond ‘m wel grappig, maar meningen verschillen.
En zo dacht ik aan deze gebeurtenissen tijdens mijn partij tegen Sandra. Ze gaf me overigens goed partij, waarbij ik helaas moet opmerken dat ik al aardig op weg ben naar die rating van 1300. Na mijn Txf6 was de partij voorbij. Ofschoon ik enige kritische noten te verwerken kreeg van omstanders over het einde van mijn partij was de computer het gelukkig met me eens.

Op bord 3 zat Michael. Ik heb de laatste paar zetten gezien van de partij en zag dat Michael een kwaliteit voor stond. Zijn tegenstander had echter een ver opgerukte vrijpion als compensatie. Die wist hij zo te benutten dat Michael niet anders kon dan de kwaliteit terug te geven en er werd tot remise besloten.

Op bord 4 Nico. Hij kwam een kwaliteit achter maar wist remise te maken. Hij schrijft:
Mijn tegenstander had goed zijn openingstheorie geleerd in de Pirc.
De eerste 15 zetten waren allemaal de beste volgens de computer bij het naspelen. Hij kwam dan ook gewonnen te staan. Met een pion voor. Maar toen hield zijn theorie kennis op en moest hij het zelf doen.
Ik wist er nog een spannend eindspel uit te slepen met een kwaliteit minder maar met een vrijpion, dat in remise eindigde.

Arno speelde een puike partij. Zijn verslag: Ik had niet een heel moeilijke avond vorige week.

Diagram 1

Diagram 1 Na 10… Dc7 (dreigt mat op h2). 11.h3 ligt voor de hand maar mijn tegenstander speelde 11.f4 en verloor daarmee direct een pion na 11. …Pxd4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Diagram 2

Diagram 2 Na 15… 0-0-0 is het allemaal nog niet erg duidelijk als wit gewoon op g7 slaat. Er volgde echter 16.cxd5?! en toen sloeg ik toe met 17….Txh2+ 18.Kxh2 Th8+ 19.Dh3 Txh3+ 20.Kxh3 Pf2+ 21.Kg3 Pd3 en de witte stelling stort in.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Diagram 3

Diagram 3 Op het laatst moest ik nog even oppassen na 27. Tc2. Van te voren had ik hier 27…Dd3 gepland met teveel dreigingen om op te noemen.
Gelukkig zag ik op tijd dat wit echter het zeer vervelende 28.Le5+ heeft. Oeps, maar toen ik dat had gezien waren na het rustige 27… a5 alle witte dreigingen uit de stelling en duurde het niet lang meer voor de 0-1

 

 

 

 

 

 

 

 

In mijn partij trok ik al snel van leer tegen de zwarte koningsstelling. Even dacht ik met een zet of 15 al wel klaar te zijn maar mijn tegenstander verdedigde goed. Daarom wikkelde ik af naar een eindspel met een pion meer en een kreupele loper en een inactieve toren voor zwart. Het eindspel was niet moeilijk te spelen.

Op bord 7 Jacob. Zijn kort maar krachtige commentaar op zijn partij: In het kort: ik heb gewonnen, het was een redelijk chaotische partij, de partij duurde niet heel lang (ik was als eerste klaar).

Van de partij van Marloes weet ik niets. Haar tegenstander zei op het eind: ‘Dat weet ik ook wel.’ maar waar dat op sloeg is de vraag.

N1 kansloos ten onder

Wederom een coproductie van team N1 over de nederlaag tegen Waagtoren 2.
Frank heeft het verslag geschreven, de spelers hebben hun impressie van de partij gedeeld. Dat is door mij (Rob), soms op basis van de aangeleverde partij, soms vrij vertaald, cursief in het verslag van Frank ingevoegd.

 

Jan Hein Donner schreef eens in een van zijn stukjes dat je bijna niets herinnert van een winstpartij en bij een verliespartij komt er van alles in je hoofd na de partij. Voor het schrijven van een stukje is dat precies andersom. Na een gewonnen wedstrijd zit je vol met verhalen, maar na een nederlaag wil je maar één ding: revanche. Toch moet je gewoon door ook na een nederlaag, dus heb ik mezelf gedwongen om iets te schrijven over de wedstrijd. Zie het als schrijven van strafregels, zoals dat vroeger op school gebruikelijk was.

Zelf verwisselde ik twee zetten in de opening waarbij ik dacht dat dat niet uit zou maken, maar nadat mijn tegenstander ongestraft d5 kon spelen voelde ik al nattigheid. En dan komt het neer op hardheid, zoals Lucas van Mil dat zo fraai benoemde bij het 1e KNSB team. Bij een tegenslag is het “de rug rechten en vechten”, maar mijn tegenstander liet zijn voordeel niet meer los en of ik nu wel gevochten heb is eigenlijk ook de vraag.

Alle zwartspelers hadden het moeilijk. Nico Felten merkte in de auto op dat hij die opening toch eens goed moest bestuderen, hetgeen dus ook voor mij gold.

In de partij maakte Nico een fout in de opening. Zijn  tegenstander offerde een paard voor twee pionnen met aanval. Verdedigend koos Nico niet de beste voortzetting en na 18 zetten was het pleit beslecht.

Maar na een verloren wedstrijd neemt menigeen zich van alles voor om dat vervolgens toch niet te gaan doen. Marloes was ook snel klaar waardoor we al snel met 3-0 achter stonden.
Jacob liet zich op een gegeven moment verschalken waarna we met 4-0 achter stonden.

De tegenstander van Jacob dacht met een combinatie materiaal of meer te kunnen winnen. Jacob had goed gezien dat hij met een tegencombinatie een stuk zou kunnen winnen maar in zijn gedachten bleef hangen dat hij dan juist een stuk achter zou komen. Daarom koos hij voor een andere voortzetting, miste later nog een goede kans en een kans op remise.

En zo stonden we op de helft van de avond al met 4-0 achter.

De witspelers stonden er overigens allemaal fraai voor, dus nog even een hoop op 4-4, maar hoop is uitgestelde teleurstelling.
Michael Yu speelde een nette partij en zorgde voor 4-1.

De tegenstander van Michael werd opgezadeld met een zwakke, geïsoleerde pion op d6 die door Michael vrij eenvoudig kon worden veroverd. Daarna kreeg hij zelf een vrijpion op de d-lijn die snel kon doorstoten naar d7.

Ook Rob had het moeilijk met zwart en deed nog zijn uiterste best om er iets van te maken, maar zijn tegenstander speelde het netjes en toen was het 5-1.

In mijn partij koos ik voor een opening met Trompovsky-achtige kenmerken. Op een gegeven moment dacht ik met een kleine combinatie een pion te kunnen winnen maar overzag de riposte van mijn tegenstander en het geen pionwinst werd. Omdat ik mijn stelling en mijzelf niet meer vertrouwde bood ik bij 4-0 remise aan. Daarmee zou mijn tegenstander de teamwinst veilig kunnen stellen. Dat werd geweigerd en daarna zag ik niet veel meer. Ik zette een deur open die beter gesloten had kunnen blijven. Mijn tegenstander kreeg daardoor allerlei penningen over de zevende rij. Die werden mij uiteindelijk fataal. De bedoeling van de switches met de toren van damevleugel naar de koningsvleugel en terug ontging me en een verdiende nul werd mijn loon.

Arno speelde een nette partij met een fraai einde.

Pieter liet zien waarom hij IM is. In een toch wel moeilijke stelling om te winnen, althans in mijn bescheiden ogen, zag hij de winst wel waardoor de uitslag nog een dragelijke 5-3 werd.

Na een lang weekend 2e Bundesliga, waar ik in jaren weer eens last had gekregen van astma dankzij huismijt in een oud hotel, mocht ik het nu opnemen tegen een sterke jeugdspeler. Je hoopt dan dat de partij in rustig vaarwater terecht komt waar je je tegenstander positioneel kan overspelen. Rustig is de partij nooit geworden.

Bert-Jan, die mee was bij de wedstrijd, zei na de wedstrijd nog plagerig “ach, het is maar een spelletje”. Ik merkte op dat het altijd de verliezers zijn, die dat opmerken. Ik heb een winnaar dat nog nooit horen zeggen.

Noot: Volgens mij was ik degene die dat zei: een beschaafde, maar volstrekt dooddoenerige manier om een klote gevoel af te reageren. Om de cirkel rond te maken: lees in ‘De Koning’ maar eens na hoe Donner zijn gevoel beschrijft als hij verloren heeft!
En ben het volstrekt eens met Frank zijn reactie daarover!