Vandaag :
♔ niets op de agenda
Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

roha

Oefening in creativiteit

Bij mijn niet aflatende zoektocht naar interessant instructief materiaal voor trainingen kwam ik onderstaande stellingen tegen. Zij zijn bedoeld als oefeningen om de creativiteit te stimuleren.

Mijn 14-jarige kleinzoon, een verdienstelijke huisschaker, en ik hebben samen een poos achter het bord gezeten. Na een poos puzzelen hebben we uiteindelijk aan de gestelde opdrachten kunnen voldoen.
Dat was leuk om te doen, niet alleen omdat het samen met hem was, maar ook vanwege de uitdaging de oplossingen te vinden. Mijn kleinzoon heeft ons, met onbevangen blik en nog niet beperkt door vastgeroeste denkpatronen, vaker dan ik op het juiste spoor gezet. Dat geeft mij te denken.

Over enige tijd zal ik de oplossingen publiceren. Voor wie een oplossing instuurt heb ik vast nog wel iets leuks in de boekenkast staan.

 

Stelling 1.

Hoe is deze stelling is ontstaan na de 5e zet van zwart?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stelling 2

Hoe is deze stelling is ontstaan na de 5e zet van zwart?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Stelling 3

Hoe is deze stelling is ontstaan na de 5e zet van zwart?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stelling 4

Hoe is deze stelling is ontstaan na de 4e zet van zwart?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stelling 5

Voor de volhouders:

Hoe kun je deze stelling vanuit de beginstelling, dus met alle zwarte stukken op hun plaats, na de 16e zet van zwart bereiken?

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we ons hieraan niet gewaagd hebben.

2023-09-14

Brink

Schaterlachend kwam hij op me afgelopen en stikte bijna in zijn woorden. In zijn enthousiasme ging hij veel te snel praten om zijn hele verhaal in een zo korte mogelijke tijd aan me te vertellen. ‘Rustig aan Brink’ merkte ik op. ‘Vertel eens rustig wat er gebeurd is.’ zei ik op zo’n rustig mogelijke toon in de hoop hem tot enige kalmte te brengen. Toen bedacht hij zich dat één toeschouwer eigenlijk veel te weinig was voor hetgeen hij had meegemaakt. Hij ging op zoek naar meer toehoorders en neigde er zelfs naar om mensen, die nog aan het schaken waren, ook uit te nodigen voor zijn verhaal. Gelukkig had hij op tijd door dat dat nou wel iets te ver ging. Aan de reacties kon ik zien dat hij wel vaker iets grappigs te vertellen had over zijn partij, want er kwamen toch wel wat mensen achter hem aan.

Ik had hem met Brink aangesproken, omdat ik zijn voornaam niet kende. Want zo goed kende ik hem nu ook weer niet. Hij had mij als eerste aangesproken omdat ik toevallig het dichtst bij hem stond. Ieder ander was ‘de gelukkig’ geweest als die toevallig het dichtst bij hem in de buurt had gestaan. Neen, het was niet Barry, want dit tafereel vond zo’n kleine 50 jaar geleden plaats en het moet bij een of ander Amsterdams kampioenschap geweest zijn. Deze jongen heette toevallig ook Brink, dat weet ik wel, maar zijn voornaam ben ik kwijt.

Nadat hij enigszins tot bedaren was gekomen ging zijn aanhang, waaronder ik, met hem mee naar de analysehoek. Daar schoof hij met een armbeweging alle stukken van het bord en begon een stelling op te zetten. ‘Hier stonden ook wat stukken’ merkte hij op, ‘maar dat maakt niet uit.’ zei hij gedecideerd. Zorgvuldig zette hij de koningen en koninginnen op hun velden en daarna de paarden. Hij stopte even en vervolgde met de lopers en torens. En weer bekeek hij de stelling even en nam hij drie witte pionnen in zijn hand. Weer nam hij even de tijd, want hij wilde voor 100% zeker zijn dat de juiste stelling op het bord verscheen. Een verkeerde stelling neerzetten zou het zelfde zijn als een grap verkeerd vertellen. Een voor een zette hij ze op hun plaats en controleerde of dat goed stond zonder al te willen verraden wat hij ons straks zou gaan vertellen. Er volgde nog een zwarte pion op het schaakbord en toen keek hij triomfantelijk om zich heen.
Hij gunde ons even de tijd om de stelling te doorgronden en liet wat extra stilte vallen om zo de spanning van de ontknoping tot een hoogtepunt te brengen. We wisten het: het gaat gebeuren.

‘Ik speelde Paard maal g5’ zei hij met een brede glimlach rond zijn lippen waarna hij weer uitbundig begon te schaterlachen, want hij zag weer het vervolg van zijn partij voor zich. ‘Sssssst’ klonk het verderop van de plek waar de laatste partij nog gespeeld werd. ‘Op zich niks mis mee toch?’ was mijn eerste reactie. ‘Maakt de stelling wat gecompliceerder’ merkte ik op, iets waar ik toen al niet van hield, ‘maar er is niks mis mee.’
‘Dat is ‘t ‘m nu net’ reageerde hij weer schaterlachend en nu zonder ‘ssssst’ als reactie want de laatste partij was nu ook gespeeld. ‘Ik wilde juist doen voorkomen dat het een blunder was, dus ik hield mijn adem in en kreeg een rood hoofd!’ zei hij triomfantelijk en hij sprong in de lucht van plezier. En weer lag hij dubbel van het lachen en nu lachten wij ook, want nu pas wisten wij de reden van zijn schaterlach. Het rode hoofd moest aangeven dat hij de blunder zelf zag. ‘Dus hij doet Dame maal g5 en ik speel Loper g4 met ondekbaar mat of damewinst’ en schaterlachend liep Brink de zaal uit, ons achterlatend bij de gewraakte stelling.

Frank van der Velpen
september 2023

Onbeschrijfelijk

Mijn gevoel na wéér een verloren bekerfinale is nauwelijks te beschrijven. Daarom heb ik ChatGPT gevraagd om op basis van een aantal steekwoorden dit gevoel onder woorden te brengen. Na een eerste weinig geslaagde poging heb ik de opdracht ‘regenerate respons’ gegeven en na twee veel beter geslaagde versies komt het programma uiteindelijk met onderstaande versie. Ik zou het ongeveer zo, maar in een veel langere tijd dan de paar seconden die ChatGPT ervoor nodig heeft, hebben kunnen beschrijven.
Dat het niet helemaal overeenkomt met de feitelijke gang van zaken doet hier niet ter zake.

 

Het was weer zo ver. Voor de zesde keer stond ik in de finale van de bekercompetitie schaken, en voor de zesde keer verloor ik. Ik kon het niet helpen, ik voelde me zo droevig dat ik mijn haren eruit wilde trekken.

Ik wist dat het misging op de 22e zet. Ik liet mijn dame op e2 los in plaats van op e3, en dat kostte me een belangrijk tempo. Maar op de langere termijn zou ik toch verliezen. Mijn tegenstander had goed gespeeld en weinig aanknopingspunten weggegeven.

Maar waarom koos ik niet het juiste plan? Waarom liet ik het initiatief verslappen? Ik wist het niet. Misschien was het gewoon niet mijn dag. Misschien was ik te zenuwachtig. Misschien was ik gewoon niet goed genoeg.

En dan die combinatie van mijn tegenstander! Hij won twee stukken voor een toren, en mijn stelling was hopeloos. Ik voelde me verslagen, vernederd, en tot op het bot teleurgesteld.

Maar toch, ergens in mijn achterhoofd, voelde ik een lichtpuntje van humor. Ik bedoel, wie verliest er nou zes keer in een bekercompetitie schaken? Ik denk dat ik de enige ben. Ik zou mezelf bijna als een soort legendarische verliezer kunnen beschouwen. “Ah ja, daar heb je hem weer, die gast die altijd de finale verliest.”

Maar goed, het is wat het is. Ik zal moeten leren van mijn fouten en beter worden. Of misschien moet ik gewoon stoppen met schaken en iets anders gaan doen. Misschien ben ik wel gewoon niet gemaakt voor dit spel.

Maar voor nu zal ik gewoon mijn verlies accepteren en verder gaan. Ik zal blijven schaken, blijven proberen, en wie weet, misschien win ik de volgende keer wel. Maar ik ben bang dat ik dan toch een beetje moet glimlachen, omdat ik weet dat mijn zes verloren finales een deel van mijn schaaklegende zullen blijven.

 

Voor de volledigheid de twee voorgaande versies.

2 / 2

Het was een mooie dag voor een schaakfinale, althans dat dacht ik toen ik uit bed stapte. Het zonnetje scheen en de vogeltjes floten. Maar het bleek al snel een fata morgana te zijn, want het was de dag van de zesde keer dat ik de finale van de bekercompetitie zou spelen. En als ik heel eerlijk was, dan wist ik al dat het niet goed zou aflopen.

Ik had me goed voorbereid, mijn openingsrepertoire was uitgebreider dan ooit tevoren. Maar toch, vanaf de eerste zet voelde ik dat het niet lekker liep. Ik zag dat mijn tegenstander me meteen onder druk zette en ik voelde me als een koning die net een schaakje heeft gekregen.

Maar goed, ik probeerde positief te blijven en dacht bij mezelf: “Ik kan dit, ik heb dit al vijf keer eerder gedaan, ik kan het nog wel een keer.” Maar toen gebeurde het, op de 22e zet blunderde ik door mijn dame op e2 los te laten in plaats van op e3. Het kostte me een belangrijk tempo en ik wist dat ik nu in de problemen zat.

Mijn tegenstander speelde goed en gaf me weinig aanknopingspunten om terug te vechten. Ik voelde mijn droefenis groeien en begon mijn haren uit te trekken. Maar dat hielp natuurlijk helemaal niks.

Ik zag dat mijn stelling steeds hopelozer werd en dat ik het initiatief langzaam maar zeker verslappen liet. Ik koos niet het juiste plan en ik voelde dat het einde nabij was. En toen gebeurde het, mijn tegenstander won twee stukken voor een toren met een combinatie. Mijn witte stelling was nu hopeloos en ik gaf op.

Ik voelde me zo verschrikkelijk dat ik niet wist of ik moest lachen of huilen. Ik koos voor het eerste, want als ik zou huilen, dan zou ik nooit meer kunnen stoppen. Ik probeerde de situatie te relativeren en dacht bij mezelf: “Ach, het is maar een spelletje.” Maar ik wist dat ik de komende nachten nog wel wakker zou liggen van deze nederlaag.

En nu? Nu ga ik gewoon door met schaken en blijf ik oefenen, want wie weet, misschien lukt het me de volgende keer wel om te winnen. En als dat niet gebeurt, dan kan ik altijd nog proberen om er een humoristisch verhaal over te schrijven. Want als je niet kunt winnen, dan kun je altijd nog proberen om te lachen.

 

3 / 3

Het was weer zover. Ik had voor de zesde keer de finale van de bekercompetitie schaken verloren. Ik voelde me als een verliezer, een absolute mislukkeling. Ik had mijn haren uitgetrokken, mijn hoofd tegen de muur geslagen en mijn schaakbord in de fik gestoken. Maar niets hielp. Ik bleef verliezen.

Mijn tegenstander had goed gespeeld. Hij had weinig aanknopingspunten weggegeven en ik was als een lam geslacht. Mijn blunder op de 22e zet had me een belangrijk tempo gekost en op de langere termijn had ik toch verloren. Maar dat was niet het ergste. Het ergste was dat ik niet het juiste plan had gekozen en het initiatief had laten verslappen. Daardoor had mijn tegenstander de kans gekregen om een combinatie uit te voeren en twee stukken voor een toren te winnen. Mijn stelling was hopeloos en ik had geen idee wat ik moest doen.

Ik voelde me als een doodgeknuppelde zeehond op een verlaten strand. Maar ergens in mijn binnenste wist ik dat er altijd nog hoop was. Ik had nog een kans om de volgende keer te winnen. Misschien zou ik de strategie van mijn tegenstander kopiëren of misschien zou ik gewoon beter spelen. Wie weet?

Maar op dit moment voelde het alsof het leven geen zin meer had. Ik was een schim van mijn vroegere zelf, een schaakspeler zonder glorie. Ik had gefaald op het hoogste niveau en ik wist niet of ik ooit nog zou herstellen. Maar aan de andere kant was het ook wel grappig. Het was een soort van zwarte humor, een soort van grap die alleen ik begreep. Want wie verliest er nu zes keer in de finale van een bekercompetitie schaken? Ik natuurlijk. Ik was de lachende derde, de grapjas van de schaakwereld.

Dus ik lachte maar. Ik lachte omdat het beter was dan huilen. Ik lachte omdat het de enige manier was om ermee om te gaan. En ik lachte omdat ik wist dat ik volgend jaar weer zou terugkomen. Want hoe hopeloos mijn stelling ook was, ik zou altijd blijven schaken. Ik zou altijd blijven spelen. En wie weet, misschien zou ik de volgende keer wel winnen.

Er is altijd wel wat

Er zijn twee spelers op de club die me meer motiveren dan anderen. Met wie ik een speciale rivaliteit ervaar. Niet in de laatste plaats omdat de partijen die we spelen doorgaans interessant zijn. Een verliespartij tegen deze spelers hakt er meer in dan bij anderen, winst geeft een grotere voldoening.

Een van die spelers is Frank van der Velpen. Tot nu toe hebben we twaalf partijen gespeeld en is de totaalstand gelijk: allebei zes partijen met wit, drie keer winst, twee keer remise, een keer verlies. De meeste partijen zijn zwaar bevochten. Kleine tot kapitale blunders, of erger, zijn niet van de lucht. We zijn gul voor elkaar, veel min of meer onterechte halfjes worden bijgeschreven.

Het ‘er is altijd wel wat’ begint al met onze eerste partij. Frank is net lid van de club geworden en heeft in de eerste twee ronden twee ‘Tonnen’ (de Veij en van Diepen) van het bord gedrukt. In de volgende ronde ben ik aan de beurt. In de opening heb ik een klein voordeel maar mijn 41e zet is fout. Frank profiteert gelukkig niet. In het eindspel met iedere twee torens, een loper van verschillende kleur en vijf pionnen word ik langzaam maar zeker richting rand van het bord gedrukt. Op de 64e zet sneuvelt er een pion. Mijn tegenkans na een kwaliteitsoffer is een ver opgerukte vrijpion. Nadat Frank een paar kansen mist op de winst moet hij de kwaliteit teruggeven en gaan we na ieder twee pionpromoties over in een dameeindspel waarbij Frank een pion meer heeft. Omdat zijn koning is afgesneden, er alleen nog maar een randpion over is en mijn koning vlakbij het promotieveld is, is de stelling potremise.

Na de 93e zet hebben we deze stelling op het bord.

Het is me een raadsel waarom Frank doorspeelt. Bij het uitvluggeren geeft hij de dame  weg en kan ik een onverdiend vol punt incasseren. Maar zoals Donner meermaals betoogde: die zijn wel het lekkerst!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In de volgende partij geef ik zomaar een pion weg op de 11e zet. Dankzij een fout kan ik nog afwikkelen naar remise.

In de derde partij komt dezelfde opening op het bord als in de eerste. Zwart wijkt terecht af zodat de zet waarmee ik in de eerste partij voordeel kreeg niet meer kan. Al op de 21e zet komen we, zonder dat er iets ongewoons gebeurt, remise overeen.

De vierde partij kabbelt voort en er ontstaat een dameeindspel met voor wit, Frank, een loper van de verkeerde kleur en voor mij een paard dat door wits ruimtevoordeel niet veel velden heeft, bij ieder zes pionnen. De stelling is in evenwicht. Wit heeft geen mogelijkheid mijn stelling binnen te dringen zolang mijn dame op de a-lijn heen en weer pendelt.

Op de 64e zet mis ik volgens de computer een kans op de winst. Maar ik ben zo gefixeerd op het dichthouden van de stelling dat ik het niet zie. In plaats van 64. …, Pd8 geeft 64. …, Dc3 of direct 64. …, g4+ zwart uitstekende winstkansen.

Ik denk dat wit een zetherhaling wil en bied, ook gezien de tijdnood van wit, remise aan. Dat wordt geaccepteerd. Pas thuis zie ik dat het volslagen uit is en schaam ik me achteraf voor het remiseaanbod. OK, toegegeven, niet heel erg, een halfje is lekker en op zich terecht. Maar toch.

In de vijfde partij win ik in de opening met een schijnoffer een pion maar zie niet goed hoe het verder moet en bied remise aan.

De zesde partij wint Frank in zijn eigen stijl: klein voordeeltje, langzaam drukken, fout afstraffen, punt binnen. Hij heeft zo’n vijftien maanden moeten wachten op de gelijkmaker. Als ik zeg: ‘Zo, Frank, nu staat het weer gelijk.’ klinkt het tevreden: ‘Dat werd tijd ook.’

 

In de volgende partij sta ik licht beter, zie dat niet, denk dat ik slechter sta en er iets moet gebeuren. Ik zie een combinatie. Met een enorm gat. Zo blunder ik een stuk weg en kan opgeven.

 

Dan volgt de ‘beruchte’ partij met de zetherhaling. Daarover schreef ik al eerder onder de titel ‘Het knaagt’: https://www1.schaakclubpurmerend.nl/nieuws/het-knaagt/

Buiten dit incident is de partij vrij rechttoe rechtaan. Na een stukoffer krijg ik een ijzersterk centrum waarbij de lichte stukken van zwart geen goede velden hebben en zich moeten beperken tot het verdedigen van zwakke velden. In de partij komt zwart er nauwelijks aan te pas. Wel hebben we beiden sterkere voortzettingen gemist, maar heb ik vrij consequent het voordeel vastgehouden.

 

Dan partij negen. Die had ik goed voorbereid, maar slecht onthouden. Op de 11e zet bedenk ik dat …, Pg4 wel grappig is. Het simpele antwoord 12. Pce2 verrast me, niet moeilijk om te zien maar volstrekt gemist. Blijkt overigens gewoon wel theorie te zijn. Frank speelt in zijn eigen stijl en voert de druk op. Desondanks beoordeelt Stockfish op zet 30 de stelling als in evenwicht.

De eerder genoemde zet Pg4 is onderdeel van een lange reis. Het paard belandt uiteindelijk op de 29e zet via de rit g8-f6-g4-e5-d7-b6-a4-b2 op c4. Een zet later offert Frank zijn toren voor dit vermoeide paard en een pion. Zijn compensatie is een vrijpion die, gesteund door zijn loperpaar, ver kan oprukken. Stockfish geeft echter wel de voorkeur aan de zwarte stelling.  Na de 35e zet van zwart staat het zo:

Ik kan niet ontkennen dat de slotzet mij veel genoegen deed. De loper op c8 heeft de hele partij stilletjes op zijn plek gestaan en de zwaktes op de witte velden gedekt. Eindelijk mag hij van zijn plek en is meteen beslissend.

 

In de volgende partij bedenk ik op de 11e zet dat …, Pg4 wel grappig is. Het simpele antwoord 12. Pce2 verrast me, niet moeilijk om te zien maar volstrekt gemist. Ik herinner me totaal niet dat we dit al eerder op het bord hadden. Mijn verrassing over het antwoord 12. Pce2 is minstens net zo groot als de eerste keer. Maar ja, er zit zo’n zeven maanden tussen deze partij en de vorige…

Op de 15e zet wijk ik af van het correcte plan dat ik volgde in de vorige partij en kom minder te staan. De druk op mijn zwakke pionnen wordt me al snel te machtig en verlies vrij kansloos.

 

In de partij die dan volgt heeft Frank in de opening een licht voordeel. Na mijn korte rokade op de 23e zet staat het ongeveer gelijk. Maar dan geeft Frank mij de gelegenheid een offensief tegen zijn koning te ontketenen en na een misser sta ik gewonnen. De stelling na 26. …, Dc7. Er volgt

Hier speel ik de dame naar d1. Een zonder meer fantastische zet, niet alleen omdat het direct een gewonnen stelling in een verloren stelling omzet. Maar vooral fantastisch omdat omstanders ons na afloop (terecht na afloop, omstanders mogen zich niet met de partij bemoeien) erop attent maakten dat het een onreglementaire zet is. Volstrekt niet gezien. ‘Waarom heb ik dat nou steeds tegen jou…’, verzucht Frank na afloop. Daar heb ik ook geen antwoord op. Ik beschouw me als een correcte speler en kan me niet heugen dat ik eerder een niet toegestane zet heb gespeeld of een remiseclaim ten onrechte heb afgewezen.

Indachtig de uitspraak van Tarrasch ‘Was ist der Mensch ohne Ventil’ heb ik me wel gerealiseerd dat h3 nodig is. Maar dacht die zet uit te kunnen sparen en het direct uit te kunnen maken, gefixeerd als ik was op het idee dat zwart nu 33. …, Te1 zou spelen en na Dxe1 en Dxd6 een stel torens zou ruilen. En dan heb ik een winnend schaak langs de lange diagonaal. Als Frank gezien had dat ik een onreglementaire zet gespeeld heb dan had er 33. Dd2?? moeten volgen, net zo verliezend als Dd1. [33. Txd7? Te1#] [33. h3 en alles is ok. 33… Te1+ 34. Kh2 De7 35. Tg7 De5+ 36. f4 Th1+ 37. Kxh1 Da1+ 38. Kh2 Dh1+ 39. Kxh1 Lxg2+ 40. Kxg2 Tg8 41. Dxh7#]

Na 33… Df7?? gaf zwart direct op zonder het schaak op c3 af te wachten. Onterecht een terecht punt. En zo is er altijd wel wat.

 

In onze laatste partij in de voorlaatste ronde van de Keizercompetitie 2022-2023 kwam ongeveer dezelfde opening op het bord. Vooraf heb ik me hardop afgevraagd wat er nu weer voor vreemds zou gaan gebeuren. Wederom heb ik Frank in zijn spel laten komen en wordt langzaam opgerold. Even verslapt zwart en kan ik een gelijke stelling op het bord krijgen. Wel even naar gekeken maar ik vond het te riskant. Een paar zetten later krijg ik nog een kans. Na 36. …, Tb2 staat het zo:

Natuurlijk kijk ik naar 37. Dxb2 axb2 38. Txa6 maar na bxc1D verlies wit. Waarschijnlijk speelt mijn tijdnood een rol en is mijn blik beperkt gebleven tot het kwadrant linksonder van het schaakbord. De loper op f4 is daarom buiten mijn gezichtsveld en overzie ik dat veld c1 gedekt is. Na slaan op b2 kan zwart kan niet anders dan bovenstaande variant spelen en is het potremise. Zo verspeel ik een half punt.

 

 

 

 

 

 

 

 

Door deze winst van Frank en de remise van Marc komen zij beiden op exact gelijke hoogte in de stand, met nog één ronde te gaan. Het komt nu aan op wie de ‘gelukkigste’ loting heeft. En de uitslag, natuurlijk.

Mijn verlies helpt Frank misschien aan het kampioenschap in de Keizer. Mocht hij het kampioenschap winnen dan heeft hij nog enige genoegdoening voor alle rariteiten die er gebeurd zijn.

En zo was er in al onze partijen wel wat, van onterechte uitslagen tot (onbedoeld) zondigen tegen de spelregels aan toe. Ik zie uit naar de volgende krachtmeting!

Opening ’64 – Purmerend N1 3 – 5

Bord 1 Sanne:

Met wit kwam ik in een Taimanov goed uit de startblokken. Ik speelde het thematische Dg3 waar mijn tegenstander verplicht dames had moeten ruilen. Echter, de zwarte dame ging op avontuur en plotsklaps stond zwart erg slecht.

Ik had veel voordeel kunnen verkrijgen toen ik mijn verjaagde paard met een klassiek offer op d5 had kunnen posteren maar durfde het niet aan. Nadat ik ook nog een centrale pion blunderde stond zwart objectief niet slechter, maar praktisch gezien wel met een koning in het midden.

Na wat geruil werd de vrede getekend.

 

Bord 2 Frank:

Bij de wedstrijd tegen De Opening was het ‘erop of eronder’. Wij stonden op degraderen door het gedoe met En Passant op Texel. Wel was het voordeel dat we precies wisten wat we nodig hadden voor handhaving aangezien onze concurrent al gespeeld had.

De opening op mijn bord was weer dat gepiel met 1.d4 en 2.Lf4 wat tegenwoordig zo in is. Mijn tegenstander had Pc3 erbij bedacht in plaats van het gebruikelijke 3.c3  Er ontstond een gesloten stelling waarbij zwart, ik dus, al snel het betere van het spel had. Maar waarbij je met voetbal bij een 3-0 voorsprong al snel makkelijk rustig aan kan doen, kun je bij het schaken met één zet zo’n voorsprong weggeven. Met de ‘draakzet’ Dd7 gaf ik mijn voordeel weer helemaal weg. Een ‘draakzet’ is geen zet uit de draakvariant van het Siciliaans, maar gewoon een erbarmelijk slechte zet. Een zet die gebaseerd was op een eigen plan zonder te kijken wat de tegenstander zou kunnen. En zo kon ik weer opnieuw beginnen en weer kwam ik beter te staan, maar toen was de tijdnood voor beide kanten aangebroken. Daarbij was niet zichtbaar dat ik ooit jeugdkampioen van Amsterdam ben geweest op dat gebied, want ik gaf mijn voordeel volledig weg en met zetherhaling werd de vrede getekend. Maar ach, het einddoel was bereikt: handhaving.

 

Bord 3 Pieter:

Pieter zat dit keer op bord drie. Toen ik een keer langsliep zag ik dat de koningstelling van zijn tegenstander wel erg tochtig was en Pieter matdreigingen en materiaalwinst kon combineren. Vlak daarna zag ik op het scorebord dat het punt binnen was.

 

Bord 4 Nico:

In een Colle speelt Nico met zwart in de opening een volgens hem licht onnauwkeurige zet. Wit probeert via een standaardaanval met een ‘toren lift’ (Tf1-f3-h3) de koningsstelling van zwart onder vuur te nemen. Maar wit heeft daarvóór al zijn loper van de witte velden geruild, in die opening een belangrijk aanvalsstuk.

Nico voert geleidelijk de druk op en nadat wit na een fout een pion verliest is het punt snel binnen.

 

Bord 5 Arno:

Bij mij eindigde een goed gespeelde partij in een foutenfestijn. Na 35. Dh6 is het natuurlijk helemaal uit. Eerder al een kwaliteit gewonnen en nu is het matnet rond de zwarte koning bijna dicht.

Diagram 1.

Er volgde 35. … Pg7. Op 35. … Pe6 volgt 36. Tb7 met hetzelfde idee. Nu had ik gezien dat na 36. Tb7 Pe6 37 Pf7+ Kg8 38. Pg5 zwart spoedig mat gaat. Slaan op g5 gaat namelijk niet omdat dan Dxg7 mat is. Toen sloeg echter een vlaag van verstandsverbijstering toe. Waarom niet gewoon 36 Pf7+? Slaan gaat mat op de onderste rij, toch? Echter na 36 Pf7+?? Txf7 37 Tb8+ Pe8 staat het paard gedekt door de dame op a4. Die had ik dus even gemist. Er volgde nog 38. Dg5 Pxf3 39. Dd8? De computer geeft 39. De3 Pg5 40. Dxg5 Tf1+ 41. Kg2 Tf8 42. Dxe5 met eeuwig schaak.

Na de tekstzet had zwart kunnen winnen met 39. … Dc2 40. Dxe8+ Kg7 41. Dxf7+ Kxf7 42. Txf3.

Gelukkig volgde er 39. … Tf8 en nu wist ik niet hoe snel ik remise moest maken met 40. Tf3 Txf3 41. Dxe8+ Dxe8 42. Txe8+ Kg7 43. Txe5.

 

 

 

 

Diagram 2.

Maar wat was er eigenlijk mis met 40. De7? Wit wint opeens weer aan alle kanten…. zucht.

Een einde om snel te vergeten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bord 6 Rob:

In een soort Pirc, met de pion op d3, gebruikt mijn tegenstander in de opening veel tijd. Wit verzuimt de belangrijke zet h3 te spelen waardoor ik het centrum stevig in handen krijg en de witte koning in het midden blijft. Wit kan mijn loper van de zwarte velden op g7 ruilen en wil vol in de aanval op de koningsvleugel met Ta1-g1. Met een toren op h1 en de pion op h2 als breekijzer kan dat kansen bieden maar wit komt er niet aan toen. Zijn dreigende flankaanval pareer ik volgens de klassieke principes met een aanval in het centrum. Na de foutieve zet 20. f4? win ik een pion en behoud de aanval. Negen zetten later geeft wit in een hopeloze stelling een toren weg. Het mat in vijf laat mijn tegenstander zich dan niet meer bewijzen.

 

Bord 7 Jacob:

Jacob zat naast me en vanuit een ooghoek bezien stond hij prettig. Hij had een dreigende koningsaanval. Of zijn voordeel alleen maar optisch was weet ik niet. Wel zag ik dat zijn tegenstander zich langzaam maar zeker uit de omklemming wist te werken en won.

De analyse met Stockfish 15 laat zien dat wit inderdaad prettig staat maar na een te optimistische opstoot met 18. e5? verliest hij zijn voordeel. Een kwaliteitsoffer kan wit niet meer redden.

 

Bord 8 Perry:

De stelling die ik zag in de partij van Perry was in mijn ogen vrij onoverzichtelijk. Ik telde een pion minder voor Perry maar ook initiatiefkansen. Uiteindelijk hoorde ik dat Perry of zijn tegenstander remise aanbood. Dat werd aangenomen.