Vandaag :
♔ niets op de agenda
Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

roha

Purmerend N1 kampioen; promoveert naar Topklasse

Donderdag 4 april, de beslissende wedstrijd om het kampioenschap van NHSB Klasse 1A. Tegen Noordkopcomb. Magnus N1, de club met de hoogste gemiddelde rating van de opgegeven spelers in onze klasse (1929, vóór de herwaardering). Maar toch twee wedstrijden met 7-1 verloren heeft. Dat zij 13 invallers hebben moeten gebruiken, die met elkaar slechts 6 punten in 23 partijen gescoord hebben, verklaart veel. Onze, toch nog 7, invallers scoorden een acceptabele 5 uit 9. Met een eervolle vermelding voor Rob van Someren die 3 uit 3 scoorde!

Een ander wapenfeit is dat Anton Bakels met 6 uit 7 topscorer is van de klasse. Sanne draagt met 5½ uit 7 eveneens flink bij aan het resultaat van het team.
De resultaten van de vaste teamleden:

  1. Pieter Hopman 4½ uit 6
  2. Frank van der Velpen 4 uit 7
  3. Anton Bakels 6 uit 7
  4. Vladimir Bartels 1½ uit 5
  5. Sanne Visser 5½ uit 7
  6. Rob Hählen 3½ uit 5
  7. Marloes Rogge 2½ uit 4
  8. Serkan Milli 3 uit 6

Behalve Vladimir hebben de vaste spelers 50% of meer gescoord.

En dan de wedstrijd zelf.
Daags voor de wedstrijd meldt Pieter zich af, even daarna ook Marloes. Barry kan invallen voor Pieter. Romayn neemt de honneurs voor Marloes waar, zo blijft het in de familie. Wat rating betreft gaan we er in beide gevallen op vooruit.

Aan bord 1 zat Frank. We verwachtten dat een speler met een lage rating, net als vorig jaar tegen Pieter, ‘geslachtofferd’ zou worden. Dat gebeurde ook, de speler met de op een na laagste rating zat op bord 1. Het verslag van Frank:

De EZEL en de STEEN

U kent vast wel het verhaal van die ezel en die steen waar hij zich maar geen 2e keer aan wilde stoten. Zo ook waren wij niet van plan om onze beste speler, net als vorig seizoen, tegen iemand te laten spelen met honderden elo-punten minder.
Dat was de reden dat ik op bord 1 kwam te zitten (rh: met ook zo’n 400 elo-punten meer) en in eerste instantie Pieter op bord.2 Door de ziekte van Pieter kwam Barry uiteindelijk op bord 2 tegen de sterkste tegenstander. Ik heb in het verleden een plagerig stukje geschreven toen ik tegen een speler van in de 1600 had gespeeld en het geluk wilde dat enige mensen van de tegenpartij het stukje onder ogen kregen. Zij reageerden er serieus op en dat is natuurlijk de grootste beloning voor iemand die stukjes schrijft, zeker als dat plagerig bedoeld is. Bij deze tegenstander van in de 1500 heb ik minder de behoefte om plagerig over hem te schrijven. Ik heb wel tijdens de wedstrijd even aan mijn stukje ‘wacht maar’ gedacht. Ik heb natuurlijk geen sterk seizoen voor de NHSB gespeeld en eigenlijk voor alle externe competities van schaakclub Purmerend niet.
Op een gegeven moment werd mijn winnende positie zichtbaar in de kampioenswedstrijd tegen Magnus. De ontknoping zoals beschreven in ‘wacht maar’ zou na zo’n 50 jaar bij mezelf plaats kunnen vinden. Ik zag heel Purmerend al feestend door de zaal lopen terwijl ik nog bezig was een nutteloze overwinning binnen te halen. Maar zover is het niet gekomen, ofschoon ik me nu toch afvraag wie het 4e punt heeft gedrukt. Officieel waren we kampioen na de overwinning van Serkan Milli, maar was ik het niet die het 4e punt scoorde? Het is Serkan gegund om de matchwinnaar te zijn!
Ik heb geen behoefte om plagerig over mijn tegenstander van in de 1500 te schrijven, omdat ik best moeite had met zijn behandeling van mijn Scandinavisch. Hij speelde een variant die amper behandeld wordt in de theorie, maar als ik me voorbereid vraag ik me altijd af waarom wit het niet zo kan spelen. Nou, hij speelde het zo en ik moest zwaar aan het werk.
Toen ik thuis na het kampioenschap de partij naspeelde, onder het genot van een glaasje Whisky, en de computer zijn werk liet doen toonde die verfoeide computer allemaal partijen van wit die netjes tot winst leidden.
Heb ik een nieuwe ontwikkeling in het Scandinavisch gemist? Dat zal mijn huiswerk moeten tonen, want ik wil me geen 2e keer stoten aan deze steen.

Barry op bord 2 speelde tegen de sterkste speler van Noordkop, Enrico van Egmond. Een eindspel met een pion meer en loperpaar tegen loper – paard voerde Barry met vaste hand naar de winst.
Over de partij schrijft Barry:

Ik speelde een zijsysteem van de Grunfeld wat ik vaker speel om mijn tegenstander uit zijn vaste patronen te halen.
Deze keer werkte dat echter niet en Enrico leek precies te weten wat hij aan het doen was. Hij kwam snel gelijk te staan en eigenlijk lange tijd is het evenwicht nooit echt verbroken geweest. Tot hij in het eindspel ongeforceerd de torens ruilde. Toen was het in hogere zin ook meteen gebeurd en ook niet zo moeilijk meer. Loperpaar en pion meer.
Had hij echter de torens op het bord gehouden dan was de stelling nog steeds dynamisch in evenwicht geweest.

Bij Anton op bord 3 zag ik dat hij al snel heel erg goed stond. Anton schrijft:

Ik had me o.a. op mijn tegenstander voorbereid. De eerste 11 zetten had ik dus thuis al op het bord gehad. Op zet 17 offerde ik een paard wat een duidelijke plus opleverde. Op zet 21 miste ik een duidelijke winst. Mijn tegenstander vond met 24.Tc4 de enige zet om verder te gaan.
Ik dacht na 25. …, Dxh1 dat de stelling gewonnen was. Maar mijn tegenstander had met 26.Tc1 mijn dame kunnen insluiten. Beiden hebben we dat gemist…
Na zijn 26. Te4? was het eigenlijk direct klaar. Op zet 31 gaf hij een eindspel op met 3 pionnen minder.

Oef…, goed weggekomen…., 1-0 voor Purmerend.
En ben ook topscorer geworden in klasse 1A met 6 uit 7.

Vladimir op bord 4. Bij een rondje zag ik dat hij een stelling met een stuk minder probeerde te houden. Hoe het gegaan is, daarover heb ik geen informatie gehad.

Sanne op bord 5 schrijft:

Ik kreeg een systeempje om mijn oren: d4, e3, Ld3, f4. Zoiets dat nog altijd op mijn to-do lijst staat om te bekijken. Maar zoals iemand ooit zei: ‘Als we naar al dit soort onzin moeten kijken krijgen we nooit serieus werk gedaan.’ Blijft dus nog even op de to-do staan.
Ik koos een solide maar passief plan, bang voor een koningsaanval met Pe5, Dh5, Pb1-d2-f3-g5.
Computer is redelijk mild voor me totdat ik me los worstel en zelfs een fractie beter kom te staan. Kennelijk blunder ik maar is dat nooit ingedaald bij mij daar mijn tegenstander pardoes remise aanbood.
Met 1-0 voor en zulke sterke teamgenoten kon ik dat natuurlijk niet weigeren.
Dan maar Anton topscorer laten worden.

Forza Purmerend!

Mijn partij op bord 6 tegen Henk Bermon is weer eens karakteristiek voor mijn spel door de jaren heen. Heel goed uit de opening komen, met op zet 11 volgens Stockfish 15 zelfs een +3. Daarna het juiste plan wel ongeveer weten maar niet uitvoeren. De stelling laten verzanden, op zet 15 is mijn voordeel weg. En dan zelfs in het nadeel geraken. Tijd voor een remiseaanbod. Dat wordt aangenomen.
Na afloop vertelde mijn tegenstander dat we zo’n jaar of veertig geleden al eens tegen elkaar gespeeld hebben. De naam Bermon deed eerder wel een bel rinkelen maar kon het niet plaatsen. Toen pas viel het kwartje (voor de jongere lezers: een muntstuk van vóór de euro). Henk is eind jaren ’70 een paar jaar lid geweest van Purmerend.

Op bord 7 zat Romayn. Van die partij heb ik niet veel gezien. De eerste keer dat ik keek leek het er op een heel vol bord goed voor hem uit te zien. Bij een tweede keer kijken nog steeds een vol bord maar wel een matdreiging over de h-lijn voor zijn tegenstander. Dat zag er niet goed uit. Niet veel later stond er een nul voor ons op het scorebord. Een tegenvaller.

Serkan dan ten slotte, op bord 8. Het zag er toen ik keek bij eerste blik goed uit. Maar dat had ik in vorige rondes ook al eens gezien en werden het uiteindelijk twee nullen. Dit keer echter ging het goed. Al gaf zijn tegenstander pas op nadat Serkan een vracht aan pionnen voorstond, een pion tot dame had laten promoveren, een tweede damepromotie nabij was (een derde dame erbij zou wel bij zijn omstandigheden passen…) en volgens mij nog een paard extra had. Pat zat er kennelijk niet in.

Zo bracht Serkan het vierde bordpunt op de scoretabel en was het kampioenschap een feit.

2024-04-09
Rob Hählen

De Kleine Club

Heel wat jaren geleden, in 1986, schreef ik over de club waar eigenlijk niemand graag lid van wilde zijn: de ‘Vera Menchik club’, een club bestaande uit spelers van minstens meesterniveau die ooit van Vera Menchik verloren. Vera Frantevna Menchik was de eerste dameswereldkampioen. In 1927 behaalde zij de titel in het eerste door de FIDE georganiseerde wereldkampioenschap schaken voor dames.
De ‘Vera Menchik club’ werd opgericht in 1929 tijdens het toernooi in Karlsbad. Albert Becker deed de (nu niet meer als ‘grappig’ geziene) suggestie voor het oprichten van de club nadat Menchik in de eerste ronde verloor. Meesters en grootmeesters die van haar verloren werden automatisch lid van de club. Spelers tegen wie zij remise speelde werden kandidaat-lid. Gerechtigheid geschiedde toen Becker in de vierde ronde van haar verloor en zo het eerste lid van de club werd.
Bekende leden zijn Euwe, die zelfs twee keer van haar verloor, Sämisch, Reshevsky en Mieses. Zelfs Capablanca was bijna kandidaat-lid geworden. In een toreneindspel deed Menchik na een fout van Capablanca de remise makende zet. Daarna speelde ze haar toren weer terug naar het veld waar hij vandaan kwam om zo de zetten te herhalen. Capablanca kreeg daardoor de gelegenheid zijn fout te herstellen en won alsnog!

Al met al is de club maar klein gebleven.

Waarom deze herinnering aan de ‘Vera Menchikclub’? Het is de opmaat voor de oprichting van een ‘gespiegeld’ klein clubje. Oftewel: ‘De Kleine Club’. De naam De Kleine Club is een verwijzing naar de gerenommeerde sociëteit in Rommeldam, bekend uit de Bommel-verhalen van Marten Toonder. Rommeldam  is de woonplaats van heer Olivier B. Bommel en uiteraard is hij lid van De Kleine Club. Hij wordt er wel eens uitgeknikkerd, maar dat wordt altijd weer rechtgezet.  Andere leden zijn de Rommeldamse notabelen.

We mogen aannemen dat schaken in Rommeldam, en dan met name in De Kleine Club, een veel beoefend spel is. Immers, wat kan ‘rommel dammen’ anders zijn dan een ‘Toonderiaanse’ verwijzing naar het schaken?! Heer Bommel zelf is na grondige studie een groot schaker geworden, zo valt te lezen in het verhaal ‘Het betoverde schaakspel’. Al kan ik het als goochelaar/mentalist natuurlijk niet eens zijn met de opmerking dat schaken beter is dan toveren…

 

 

 

 

 

Ook bij Schaakclub Purmerend is er een gelegenheid om een ‘Kleine Club’ in het leven te roepen.
In het seizoen 2018 – 2019 is Frank van der Velpen lid geworden van Schaakclub Purmerend. Een sterke speler die in zijn eerste seizoen al gelijk de Keizer en de Rapid won (in het artikel Veni, vidi vici stak ik daarover al de loftrompet). Toen Frank lid werd had hij een rating van tegen de 2100. Hij zou ooit de 2200 hebben aangetikt. In zijn jonge jaren o.a. jeugd snelschaakkampioen van Amsterdam en winnaar van het open kampioenschap van De Jordaan.
Een aanwinst dus voor de club, niet alleen voor de externe competitie maar ook voor de interne competities. Voorheen waren de pakweg eerste tien spelers in de Keizercompetitie van ongeveer gelijke sterkte, ze kenden elkaar door en door. De ratingverschillen waren niet zo groot en velen maakten kans op de eerste plaats. Nieuwkomer Frank moest zich maar eens bewijzen. En deed dat ook. In de vijf seizoenen dat hij lid is werd hij drie keer Keizerkampioen. De andere twee seizoenen  werd de titel van Keizerkampioen niet uitgereikt vanwege de lockdowns door de corona-epidemie. En ook dit seizoen gaat hij weer ongenaakbaar aan kop.

Niet alleen is hij een sterke speler, hij schrijft ook leuke stukjes. Waarvan er wat mij betreft meer van mogen verschijnen. Ooit won Frank de schaakverhalenwedstrijd ter ere van het tienjarig bestaan van het roemruchte blad Schaakbulletin met het verhaal ‘Wacht Maar’.

Frank is een speler tegen wie je zin hebt de messen te slijpen. Die je hoopt te kunnen pakken. Vaak is dat wel als je zelf een goede dag hebt en/of Frank een mindere.
Op de website staan onder het tabblad Intern – Senioren de uitslagen van de verschillende interne competities sinds het seizoen 2017 – 2018. Kijken we naar de partijen met het reguliere tempo dan is te zien dat Frank tot en met vandaag (26 maart 2024) 70 partijen in de Keizercompetitie heeft gespeeld, er daarvan 48 heeft gewonnen, 19 remises heeft afgestaan en er slechts drie (!) heeft verloren. Dat levert het respectabele percentage van 82,14%!

Een mooi moment dus voor de installatie van ‘De Kleine Club’. Natuurlijk niet alleen om Frank een pluim te geven. Maar juist ook om zijn tegenstanders eens extra te motiveren het lidmaatschap te verwerven.
Aan het lidmaatschap van De Kleine Club worden geen ingewikkelde eisen gesteld. Er is geen ballotage. Slechts één juist ingevuld formulier volstaat. Door in de Keizercompetitie een partij van Frank te winnen word je automatisch lid van De Kleine Club. Dat is gespiegeld aan de Vera Menchik club, waarvan je lid werd door van haar te verliezen. Degenen die remise spelen worden kandidaat-lid. Uiteraard is Frank de beschermheer van De Kleine Club.
In de Bekercompetitie, met eveneens het reguliere speeltempo, geldt de restrictie dat de sterkere speler bij een verschil van meer dan 150 ratingpunten moet winnen om door te kunnen gaan in de competitie. Ondanks dat geldt ook dat degenen die in de Bekercompetitie remise tegen Frank spelen kandidaat-lid worden. En zij die van hem winnen worden lid van De Kleine Club. Dat laatste is tot op heden maar twee spelers gelukt.

Op dit moment telt de Kleine Club drie leden en zes kandidaat-leden. Leden zijn Anton Bakels (Bekercompetitie), Rob Hählen (Beker- en Keizercompetitie) en Pieter Hopman (Keizercompetitie). De kandidaat-leden: Marc Holla, Kees Kerkdijk, Hans Pelt, Rob van Someren, Ton de Veij en Sanne Visser.

Voor de spanning in de competities kan de club wel leden gebruiken. Als beschermheer zal Frank de exclusiviteit van de Kleine Club willen waarborgen en het aantal leden zo klein mogelijk willen houden.

 

NB: Uiteraard is dit artikel met medeweten van Frank geschreven.

 

Off-day N1

Sla de annalen er maar op na! Heel vaak heeft een team van Purmerend een off-day en verspeelt het belangrijke punten op een moment dat je het niet verwacht. Zo ook afgelopen donderdag 7 maart toen het eerste NHSB-team een belangrijk punt liet liggen tegen Schaakmat I uit Zuid-Scharwoude. Bij winst zou de N1 virtueel kampioen zijn. Zelfs als we in de laatste ronde zouden verliezen zou de marge in bordpunten waarschijnlijk genoeg geweest zij om Krommenie 1 achter ons te laten. Nu komt het op de laatste ronde aan. Wij staan een matchpunt voor en 1½ bordpunt. Wij moeten tegen nr. 5, Noordkopcombinatie Magnus met 6 matchpunten en Krommenie tegen nr. 7, Castricum met 4 matchpunten. Opmerkelijk is dat onze tegenstander van de huidige nummers 2 en 3 met 7½-½ klop hebben gehad. Onderschatting ligt op de loer!

Op papier moest de wedstrijd tegen Schaakmat geen al te groot probleem zijn. De gemiddelde, gecorrigeerde, rating van Purmerend is 1950, die van Schaakmat 1835. Per bord 115 punten! Kees Kerkdijk zou hieruit ongetwijfeld uit berekend hebben wat de verwachte score zou zijn. Maar zeker geen 4-4.

Als ik een keer bij Pieter op bord 1 ga kijken lijkt het me dat hij beter staat. Weer even later heeft zijn tegenstander zo te zien met een tussenzet de stelling gelijk getrokken. Het loperpaar van Pieter ziet er naar mijn gevoel dreigend uit, ik tel het punt. Een poosje later is de partij klaar en als ik een vinger omhoog steek naar Pieter (gewonnen?) schud hij het hoofd. OK, remise dan. Nee, verloren.

Frank op bord 2 is als laatste klaar en gaat in een verloren stelling door zijn vlag. Frank schrijft hierover:
Hier is mijn bijdrage. Zonder titel, ofschoon ik er meerdere zou kunnen bedenken:
Ik had me voorgenomen om mijn kortste schaakverhaal ooit te schrijven: ‘Ik kwam met wit beter uit de opening, won een pion en gaf de partij daarna kinderlijk weg. Punt’.
Vergelijk het met iemand die zich een tijdje verstopt en op een rustig plekje de ‘knock out’ van de nederlaag wil verwerken. Even niet storen s.v.p. Maar in eerste instantie beledig ik daarmee de kinderlijke schaker. Onlangs versloeg een kind van 8 een grootmeester. En ik las van een kind van 11, die een topprestatie had verricht. Wat een belediging zou mijn opmerking geweest zijn terwijl ik na de pionwinst wel heel slecht had gespeeld.
Er is er maar één die een juist oordeel over mijn spelen kan vellen: de computer. En zo kwam ik toch op het pijnlijke moment om mijn partij in te voeren in de computer en het oordeel aan te horen over de stelling na mijn pionwinst. Nadat zwart Da7 had gespeeld wist ik dat ik de tijd moest nemen om een goed plan te smeden. Dat nam veel tijd in beslag want er kwamen nogal wat varianten langs. Een van hen was Pd5, maar die werd afgekeurd. Na vele berekeningen kwam ik tot de conclusie dat Dxa2 niet kon vanwege schaakmat. Dus deed ik Pd5 waarbij ik even vergeten was dat ik bij een van de berekeningen Lxd5 had gezien waarbij zwart wel Dxa2 heeft. Weg voordeel, maar zeker nog niet verloren. Op een gegeven moment vecht ik me weer naar een betere stelling, maar mijn tijd begint toch wel krap te worden. En het is niet het kinderlijke spel wat me de kop kost, maar uiteindelijk mijn tijdgebrek. Alle tijd die ik nodig had om op winst te spelen kost me de partij.
Een schrale troost van de computer.

Op bord 3 zit Anton. Zijn impressie van de partij:
Mijn tegenstander was André Beemsterboer, volgens mij nog niet eerder tegen elkaar gespeeld. Ik speelde met zwart, na de opening (Siciliaanse Alapin) was ik niet tevreden, mijn loper van de witte velden kwam moeilijk in het spel en er was sowieso weinig speelruimte. Zover ik na de wedstrijd heb kunnen nagaan, deed ik wel de theoretische zetten overigens, maar niet mijn type stelling (of wel ergens een verkeerde volgorde o.i.d.). Mijn tegenstander kon makkelijker zijn stelling verbeteren met ontwikkelingszetten en ik zag weinig heil in de stelling. Ik plaatste (nog steeds in mindere stelling) ergens een tactisch remiseaanbod om wat tijd te winnen, en te zien hoe de tegenstander erop reageerde. Hoewel hij het afsloeg had het wel het gewenste effect. Een paar zetten erna bood hij remise aan. Ik ben toen de borden afgegaan en mijn inschatting was dat we nipt zouden winnen. Aangezien ik mijn stelling nog steeds weinig vond (wel beter dan voorheen), heb ik het aangenomen.

Vladimir was verhinderd en werd op bord 4 vervangen door Rob vS. Hij maakte hardhandig korte metten met zijn tegenstander die wel erg passief speelde. Rob schrijft:
Mijn tegenstander, waar ik overigens een jaar geleden ook al tegen speelde en versloeg, behandelde de opening vrij passief. In plaats van de bevrijdende zet c5 dacht hij hetzelfde te bereiken met de zet f5. Dat bleek echter een behoorlijke blunder en daarna kon hij slechts nog tegenspartelen maar ging kansloos ten onder.

Sanne speelt op bord 5 een degelijke pot, uit mijn ooghoek zag ik lang heel veel stukken op het bord. Het verslag van Sanne:
Ik kwam met zwart goed uit het Schots vierpaardenspel. Zoals zo vaak in deze opening is de foutmarge voor wit groot en stond ik altijd maar een fractie beter. Omdat ik mijn stelling stelselmatig overschatte kies ik in het middenspel voor het verkeerde mini-plan en staat wit ineens gelijk.
Vanwege de overwegende stellingen van onze Robben en ik van nature bang ben aangelegd bood ik remise aan. Dat werd vrij snel aangenomen.  

In mijn partij op bord 6 is het duidelijk dat mijn tegenstander niet wist waar het in de opening om draaide. Met twee pionnen meer heb ik makkelijk spel maar kneep hem wel even toen mijn koning in het toreneindspel afgesneden was en ik niet zo goed zag hoe ik voor promotie kon gaan. Toch te veel vereenvoudigd?!
Uiteindelijk weet ik met een leuke tactische grap een doorbraak naar promotie te forceren.

Bij Marloes met zwart op bord 7 gaat het tot de 33e zet gelijk op. Na een foutje staat wit ineens beter met een ruime plus 2. Gelukkig voor ons geeft haar tegenstander haar de gelegenheid een kwaliteit te offeren. Aanname van het offer zou echter betekenen dat een pion gaat promoveren. Dus is de uiteindelijke buit een vol paard. Daarna is het niet moeilijk meer en wordt het punt binnengehaald.

De paar keer dat ik bij Serkan op bord 8 keek zie ik een behoorlijk ruimtevoordeel voor hem. Een poos later zie ik hem opstaan zie ik een zwarte koning in het midden van het bord staan. Verloren voor Serkan dus. Over het hoe tast ik in het duister.

 

Of het gelijkspel geflatteerd is, is moeilijk te zeggen. De uitslagen op de borden 3 tot en met 6 lijken me correct. Die op de andere borden hadden ook anders uit kunnen vallen.
Er is nog niets verloren, de misstap is al gemaakt. Bovendien spelen we onze wedstrijd na die van Krommenie. We weten dan precies wat ons te doen staat.

Volendam N1 – Purmerend N1 1½ – 6½

Donderdag 8 februari, de dag van de bijna-derby tegen en in Volendam. Wij voeren de ranglijst in Klasse 1A afgetekend aan, Volendam staat op degraderen. Wij kunnen ze helpen door de huidige nummer voorlaatst, Noordkop, in de volgende ronde te verslaan. De Volendammers hebben het dan, als zij in de volgende ronde winnen, in de laatste ronde tegen Noordkop moeten, in eigen hand om niet als laatste te eindigen.

We kunnen ze helpen, maar vanavond vanzelfsprekend niet.

Serkan en ik arriveren als eersten bij het clublokaal van Volendam. We spelen in een aparte zaaltje dit keer, niet in de ruimte waar de interne competitie van Volendam wordt gespeeld. Dat is wel zo rustig.

Henk Veerman, een nationale beroemdheid als speler in Per Seconde Wijzer en evenals Jan Veerman oud-lid van Purmerend, begroet me met de mededeling dat hij het nog eens heeft nagekeken. Onze eerste partij bij Purmerend zouden we in het seizoen 1978-1979 gespeeld hebben. Hij verhaalt nog hoe een groep Volendammers op de fiets naar Purmerend toog, en dan ’s avonds, meestal met de wind tegen, weer terug. Hij weet nog te vertellen dat in dat seizoen de winter streng was. Wat maar weer bewijst hoezeer het de moeite waard is om bij Purmerend te spelen! Overigens kan ik die partij niet vinden, mijn database geeft als eerste ontmoeting die in het seizoen 1980-1981 aan.

Dat Henk zijn partijen tegen mij heeft nagezocht geeft te denken. Hij kan natuurlijk weten wie er bij ons aan welk bord zit, dat stond op de website. En jawel, Henk en ik spelen tegen elkaar op bord 6. Ik had me voorbereid op Reinier Bodemeijer tegen wie ik tijdens onze internet-competitie in coronatijd een paar partijen heb gespeeld. Overigens is het niet zo moeilijk om onze bordvolgorde te weten te komen: tot nog toe hebben de vaste spelers alle wedstrijden op ratingvolgorde gespeeld.

 

Het onderstaande verslag van de wedstrijd is zoals altijd gebaseerd op de impressies die de meeste spelers me van hun partij hebben gestuurd.

 

Op bord 1 speelt Pieter tegen Jan Tol. In de opening, Tweepaardenspel in de Nahand, snoept hij een pionnetje mee. Volgens de website van Volendam is het een gambietpion  Zwart heeft compensatie in zijn voorsprong in ontwikkeling. Pieter loopt zijn achterstand snel in en vlecht allerlei dreigingen in de stelling. Na nog een pionwinst is het punt binnen.

 

Frank op bord 2 schrijft onder de titel ‘Een vieze zet’ over zijn partij:

Voor deze wedstrijd tegen Volendam had ik me enigszins voorbereid met zwart. En als je de openingen bekijkt speel je ook enige partijen na om de achterliggende ideeën van die opening te begrijpen. Zo werd er door zwart bij een van de partijen f6 gespeeld en dat vind ik persoonlijk een vieze zet. Zo’n zet doe je niet, je komt niet eens op het idee om hem te doen.

En u snapt het al: tijdens mijn partij tegen Erik Steur kreeg wit enige dreigingen via de velden g5 en e5 en ik deed een zet, die ik tot voor kort nooit gedaan zou hebben. Ja zelfs niet eens aan gedacht zou hebben: f6.

De wijze waarop ik de opening speelde toonde niet aan dat ik iets voorbereid had. Wit week al snel af en ik wilde naar een bepaalde stelling toe. Daarvoor moest ik wit verleiden tot c5 en dat kreeg ik door zelf een pion op c6 te hebben en een loper op b7. Maar ik moest ook eerst Tc8 spelen om hem zover te krijgen. Na de c5 van wit staat die loper op b7 voor joker, maar zijn loper op b2 is ook ingesnoerd. En ik wilde mijn loper via c8 weer in het spel krijgen. Na de c5 kon zwart over de witte velden dreigend worden.

Natuurlijk heb ik de partij achteraf in de computer opgevoerd en vol spanning keek ik naar zijn reactie op mijn f6. Ik was weer een desillusie rijker: totaal geen reactie op mijn f6. Waarbij de computer suggereert: ‘Nou Frank, wat is f6 een vieze zet, dat doe je toch niet?!’

De waardering ging van licht voordeel voor zwart naar totaal gelijk. Uiteindelijk kreeg zwart met Dg4, ondersteund door de loper op c8, niet veel meer dan gelijk spel en het is vooral de zet Kg2, die wit de das omdeed want na Pf4 was het uit. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat wit vooral zichzelf de das om deed.

Op de overige borden ging het zo goed waardoor ik de indruk heb dat de 6½ – 1½ overwinning nog veel hoger had uit kunnen vallen.

 

Anton (bord 3) schrijft:

Hier mijn verhaal over de partij op bord 3 tegen Jan Veerman (1811 rating) van afgelopen donderdag:

Alweer een Caro-Kann (ik wit)! Er werd gespeeld met 4…Lf5, en daar had ik ooit een verrassing op voorbereid voor mijn toernooi in november in Hoogeveen.

Na mijn verassing zet kreeg ik een prettige stelling om te spelen, hoewel het maar een klein plusje was. Maar het voordeel was dat ik het initiatief had en ruimtevoordeel. Helaas geeft de engine aan dat mijn 16.g4 (waarmee ik een paard aanviel op f5) de stelling weer in evenwicht laat komen. Maar menselijkerwijs is de stelling heel vervelend voor zwart. Nadat mijn tegenstander 20…, b6 speelt krijg

ik een duidelijk voordeel. Zeker nadat hij 21…Ld8 zet (waarmee hij zorgt dat de torens niet meer verbonden zijn) speelt wordt het steeds vrolijker in het witte kamp. Op zet 25 besloot mijn tegenstander om een stuk te offeren, waar geen compensatie voor terugkwam.

Hij gaf op de 32e zet vervolgens op. Een soepele overwinning waarbij wit niet in de problemen is gekomen.

 

Wat er op bord 4 gebeurde weet ik niet precies. Ik kan pas kijken als mijn partij klaar is en zie dat Vladimir en Reinier Bodemeier aan het uitvluggeren zijn. Als ik even later weer kijk zie ik nog net dat er tot remise is besloten, kennelijk op voorstel van Vladimir. Maar zie ik nou ook dat Reinier een mat in één laat zien? En dat Vladimir dat gemist heeft? Sanne helpt me bij het inleveren van zijn aandeel aan dit verslag uit de brand: Vladimir miste inderdaad mat in één, koos een ander schaakje en bood remise aan.

 

Sanne kreeg een Franse opening voor de kiezen. Gezien het tempo waarmee werd gespeeld leek het dat beiden wisten wat ze moesten doen. Sanne schrijft ‘dat hij veel van de andere partijen heeft kunnen zien omdat zijn tegenstander in een Franse Tarrasch, nadat hij een pion verloor, 45 minuten nadacht voordat hij loper h2+ (zag er uit mijn ooghoek uit als een desperado) speelde. Met nog tien minuten op de klok kwam de echte blunder in de vorm van Txf2, wat simpel een stuk verloor.

Maar eigenlijk zie ik 90 procent ( van 55 minuten naar 10) van je resterende tijd gebruiken voor één zet als de grotere zonde.’

 

In mijn partij mishandel ik een Pirc. Mijn tegenstander kiest niet de meest scherpe variant waarvan ik weet hoe die te behandelen. Maar dan wordt het een klok en klepel verhaal: hoe moest het ook alweer, wat was ook al weer het precieze idee, het waarom? Ik zie meer goede zetten voor mijn tegenstander dan voor mezelf. Gelukkig mist Henk het sterke 18. Lh6. Als hij die zet op zet 21 wel speelt is het veel minder sterk, Stockfish geeft 21. Lg5! met een ruime +3 voor wit. Mijn 22. …, Dxg7 krijgt een ??.  Even later mist wit nog een kans en wordt het tijd voor een remisevoorstel. Dat wordt aangenomen en kunnen we een niet geheel verdiend halfje aan onze score toevoegen.

 

Marloes op bord 6 was zoals vaker als eerste klaar, dit keer met een remise. Zelf heb ik geen gelegenheid gehad iets van de partij te zien, ik was al snel doende mijn eigen kreupele partij in de hand te houden. De enige informatie die ik heb gekregen over de partij is die uit het verslag op de website van Volendam. Het evenwicht schijnt niet verbroken te zijn.

 

Serkan ten slotte is als laatste klaar. Ik kan me voorstellen dat hij dat liever anders had gezien. Bij het uitvluggeren haalt hij het punt binnen in een eindspel van dame + lopers van gelijke kleur. Daarbij leek het er op het eind op alsof zijn tegenstander een helpmat construeerde. Dat gaf Serkan de gelegenheid af te wikkelen naar een glad gewonnen eindspel. Daarvóór leek me al een snellere beslissing mogelijk door een afwikkeling naar een loper-eindspel met twee pionnen meer.

 

Met nog twee thuiswedstrijden te gaan liggen we nog steeds goed op koers.

Purmerend N1 – Castricum N1 6 – 2

Op 7 december speelde het eerste NHSB-team de thuiswedstrijd tegen Castricum I. Het had wat voeten in de aarde omdat de wedstrijdleider van Castricum ons daags tevoren had verzocht de wedstrijd met een of twee weken uit te stellen omdat zij een aantal zieke basisspelers hadden. Maar omdat wij dan ook met invallers zouden moeten spelen heeft Bert-Jan terecht geweigerd de wedstrijd uit te stellen. Met instemming van de wedstrijdleider van de NHSB, die dat op zijn eigen unieke wijze heeft laten weten. Het risico is natuurlijk wel dat de tegenstander extra gemotiveerd is!
Ons team was compleet maar door een afzegging van Marloes moesten we op zoek naar een invaller. Rob van Someren verving haar op uitstekende wijze.

Hieronder de verslagen van de spelers, soms zelfs de partij in zijn geheel.

Pieter was het aan zijn stand verplicht, een ratingverschil van 1000 punten, korte metten te maken met zijn tegenstander. En deed dat ook:

 

Frank doet op zijn gebruikelijke manier, in column-vorm onder de titel ‘Remiseaanbod’, verslag van zijn partij.

Mijn tegenstander van Castricum vond bij zijn tweede remiseaanbod dat hij de grens van netheid wel bereikt had. Een derde remiseaanbod zou volgens hem ongepast zijn. Ik vond zijn eerste remiseaanbod al ongepast, maar dat neemt niet weg dat hij volgens mij wel 100x remise had aan mogen bieden. Stuk voor stuk ongepast.

Thuisgekomen vroeg ik me af wat de etiquette is bij een remiseaanbod en toen ik internet op ging vond ik in eerste instantie de standaard regels. Je biedt remise aan nadat je een zet gedaan hebt en dat soort regels, maar niet de logica van wanneer je remise aanbiedt en wanneer is dat ongepast? Bij de do’s and don’ts vond ik in ieder geval één logica.

Als je b.v. een rating van 1800 hebt, en die had mijn tegenstander, dan is het ongepast om remise tegen een grootmeester aan te bieden. Nu komt mijn tegenstander net goed weg, want ik ben zeker geen grootmeester. Maar wat totaal vergeten wordt is de stelling op het bord en dat is toch wel een elementair onderdeel van het schaakspel en dat in relatie tot het remiseaanbod.

Als die grootmeester remise aanbiedt aan de speler van 1800 en die speler van 1800 kan mat in één geven, dan lijkt mij dat aanbod ongepast. Maar ziet die speler van 1800 dat mat wel?

Nu dan de reden dat ik het eerste remiseaanbod al ongepast vond: ik stond beter en een gezonde pion voor. Oftewel, hij had totaal geen compensatie voor de pion. Dan biedt een speler met 200 elo-punten minder geen remise aan. Wel om zijn tegenstander te irriteren en zo in de hoop dat die door irritatie fouten gaat maken.

Dat leek mij overigens niet de reden van mijn tegenstander. Serkan Milli was wel geïrriteerd, omdat zijn tegenstander niets te drinken had aangeboden, waardoor hij de winst niet vond en met remise genoegen moest nemen. Met voor u, beste lezer(es), de gratis les: raak nooit geïrriteerd tijdens een schaakpartij.

Een belangrijk advies van Short dien ik u niet te onthouden: “Denk altijd na waarom uw tegenstander remise aanbiedt. Dat heeft een reden.” En dat is meestal geen positieve reden voor de speler die dat doet. Op een overduidelijke remisestelling na natuurlijk.

En dat was ook het geval bij mijn partij. Mijn tegenstander kwam als een wilde uit de opening en ik incasseerde die pion, zonder enige compensatie voor zwart. Toen zwart ook geen aanval had in de partij bood hij remise aan, want in dat saaie eindspel had hij geen zin.

Toen ik de tweede pion won en er nog meer stukken werden afgeruild was de gein er helemaal af voor hem en kwam nog een wanhopig remise aanbod met de opmerking dat een derde aanbod wel te dol zou zijn geweest. Op zulke momenten doe ik gewoon mijn zet, waarmee ik aangeef dat ik het aanbod niet serieus neem.

En als ik de computer mag geloven stond wit vanaf de eerste tot de laatste zet beter, waarbij de pluswaarde per zet toenam. Dus er was totaal geen reden voor een remiseaanbod, ook niet door mij.

 

Bij Anton kwam in een gecompliceerde stelling een zetherhaling op het bord. Hij schrijft over zijn partij:
Na de opening dacht ik goed te staan, waarbij mijn tegenstander ervoor koos om een toren en pion te ruilen tegen een paard en een loper. Meestal zijn paard en loper beter in veel stellingen, hier koos ik vermoedelijk het verkeerde plan door de stelling toch te openen.
Mijn tegenstander kreeg goede kansen maar in tijdnood kwam hij er niet meer uit, en ging herhaling van zetten aan. Uiteindelijk het beslissende halfje.

 

Op bord vier Vladimir. Hij liet weten dat hij snel klaar was omdat hij door een blunder zijn dame verloor.

 

Sanne over zijn partij:

Tegen 1.d4 2. Pf3 3. e3 speelde ik de Hedgehog. Waarom ik deze egel nog altijd op mijn repertoire heb weet ik niet: ik begrijp de stellingen slecht, weet nooit welk stekeltje (b5, g5 of toch f5?) op te zetten. Ook hou ik er niet van om zo weinig ruimte te nemen.

Net op het moment dat we allebei niet meer verder konden manoeuvreren en een laffe remise door Tc1-Td1 en Te8-Td8 in de lucht hing speelde mijn tegenstander g4. Twee zetten later mist hij een tussenzetje en verliest een pion. Zoals vaak gebeurt na een mindere zet weet hij zich niet te herpakken en blundert pardoes verschrikkelijk. Daarna speelt hij nog een zet of tien een eindspel met een volle toren achter.

 

Mijn partij was wel aardig. Ik vond dat ik een leuk strategisch idee had: zijn stukken naar de verkeerde velden sturen waar ze elkaar in de weg staan. Zoals altijd vindt de computer dan dat ik het anders had moeten doen. En ook zoals altijd het heeft het ding gelijk. Het slot is leuk:

 

De andere Rob speelde weer een van zijn gambieten. Zijn partij:

 

Bij Serkan zag ik een stelling met een toren voor hem tegen twee lopers. Maar die had hij zo op de damevleugel weten op te sluiten dat dat loperpaar nauwelijks betekenis had. Zoals het hoort volgt dan een doorbraak op de koningsvleugel en creëert hij een vrijpion. Nadat er nog stukken geruild zijn heeft hij het punt voor het oprapen. Maar zoals Frank al schreef was Serkan ergens over geïrriteerd en gaf in de tijdnood van zijn tegenstander in een gewonnen stelling remise. De gratis les van Frank kan ik dus alleen maar onderschrijven.

 

Na vier speelronden staan we twee punten los van de rest van het veld. Dat gaat de goede kant op.